dinsdag 15 september 2015

los ingeslagen 280



‘Gli occhi sul golfo’, zo luidt de slogan waarmee vastgoedondernemer Edoardo Nottola tot gemeenteraadslid wil worden verkozen. Op die manier wil hij zijn malafide praktijken met politieke dekking voortzetten. De golf waarvan sprake is die van Napels. De skyline aldaar was in 1963, het jaar waarin Francesco Rosi zijn protestfilm Le Mani Sulla Città uitbracht, al danig verknoeid – zo blijkt ten overvloede uit de beginbeelden die vanuit de lucht werden gemaakt. Napels was door de geallieerde bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog zeer zwaar getroffen. Maar nauwelijks twintig jaar later rijzen de appartementsblokken al hoog tegen de bergflanken op. De verkiezingsaffiches van Nottola vermelden natuurlijk niet dat enkel de bewoners van de naar de golf gekeerde appartementen van dat ‘zicht op de golf’ zullen kunnen genieten.

Rosi toont vanuit zijn helikopter ook de laatste krottenbuurten van de stad. Meteen is de tegenstelling duidelijk: onder het mom van sanering moet de arme Napolitaan wijken voor het grootkapitaal. Bij de bouw van de nieuwe blokken is van architecturale kwaliteit enkel sprake in bouwtechnische zin: de enige bekommernis is dat ze hygiënisch zijn en overeind blijven staan. Het is een goedbewaard geheim dat aannemers niet altijd de beste cement mengen.

In de oude straten bruist nog het levende leven: veel miserie uiteraard, maar ook een smidse, de was die boven de straat uithangt, kletswijven die uit de ramen hangen, spelende kinderen. Het contrast met de kille appartementen is schril. Ja, die hebben alle ‘voorzieningen’, zoals dat dan heet. Ook gas. Wat me, toen het woord werd uitgesproken (en in het Italiaans klinkt het raar), aan iets anders deed denken. Over huur- en aankoopprijzen werd dan weer opvallend weinig gewag gemaakt. Stadssanering is ook altijd sociale uitzuivering.

Achter dit alles staat de politiek, uiteraard vooral in haar verhouding met het grootkapitaal. Enfin, eigenlijk staat daar alleen het grootkapitaal, met de politiek als schaamlapje tussen zichzelf en het volk. Het arme, naoorlogse, grotendeels onwetende en onmondige Napolitaanse volk. Het kruisbeeld in de gemeenteraadszaal waakt over de debatten. Over de maffia zwijgt Rosi zedig.

Een man – het zijn allemaal mannen – tekent in het begin van de film een vierkant op de zandige grond achter de recentste stadsuitbreiding. Hij zegt hoeveel het nu waard is en hoeveel het volgend jaar zal waard zijn. Die scène roept Rousseau op, die wist dat alle miserie begon toen de eerste mens een stok in de grond stak en zei dat dat stuk voortaan het zijne was.

Niet toevallig steekt er in de fillm ook een casinoscène. Een van de magnaten zet, sigaar in de bek, zonder verpinken een hoeveelheid geld in die veel van die sukkels in de sloppenwijken in een heel leven niet weten te verzamelen.

Le Mani Sulla Città moet in ’63 toch een stevige indruk moet hebben gemaakt. Didactisch, soms op het drammerig-propagandistische af, maar de manier waarop Rosi de instorting van een oud pand in beeld brengt en de tumultueuze gemeenteraadszittingen regisseert, of naar het einde toe actualiteitsbeelden integreert…: dat maakt deze film zeer de moeite waard.