woensdag 9 september 2015

los ingeslagen 272



Ik keek gisterenavond naar de tweede aflevering van Merci Merckx, een bloemlezing van sporen die de grote wielerkampioen een jaar of veertig-vijftig geleden in de harten van mede- maar ook tegenstanders heeft achtergelaten tijdens zijn strooptocht van de ene van zijn vijfhonderd-en-zoveel overwinningen naar de andere. De maker van het programma heet Karl Vannieuwkerke, en die draag ik al een tijdje in mijn hart.

Deze tweede aflevering ging over Merckx’ ‘verovering van de laars’. Merckx werkte het grootste deel van zijn carrière als sandwichman voor Italiaanse wielerploegen (expressomachinefabrikant Faema en vleesverwerker Molteni) en moest bijgevolg veel en vaak in Italië koersen, waar hij, zoals overal elders, zowat alles won wat er te winnen viel. Hij deed dat met zoveel panache dat er voorwaar hier en daar nog een grijze Italiaan te vinden is die bereid is toe te geven dat de Belg beter was dan Coppi, Bartali of Magni. Zo schreef Merckx liefst zeven keer de ook Primavera genaamde klassieker Milaan-San Remo op zijn naam.

Uitgerekend zijn eerste twee zeges op de Via Roma, in beeld gebracht in zwart-wit met nog erg veel ruis op, behoren tot mijn verste televisuele herinneringen. We schreven toen 1966 en 1967.

Ik was nooit een supporter van Merckx. Ik had het meer voor Roger De Vlaeminck. Waarom precies, weet ik niet. Nu zeg ik een beetje snobistisch: omdat De Vlaeminck meer een jongen van het volk was en anarchistischer. Maar wellicht was het omdat mijn fietskameraad de rol van Merckx speelde. Dat kon hij omdat hij een koersfiets had (en ik nog niet), maar ook gewoon omdat hij rapper kon fietsen. Roger De Vlaeminck zei ooit precies hetzelfde wat ik Felice Gimondi gisteren ook hoorde zeggen: ‘Door Merckx heb ik niet minder overwinningen geboekt maar juist méér want hij maakte ons béter dan we uit onszelf zouden geweest zijn.’ Beter kun je respect niet verwoorden, denk ik.

Karl Vannieuwkerke, tot wie ik hier eerder al een brief richtte, exploiteert zijn imago van bewonderende kleine jongen. Hij speelt graag met miniatuurwielrennertjes, rijdt guitig met een scooter rond, en loopt er naast de door hem geïnterviewde, oud geworden, sjiek in het maatpak gehesen Italiaanse coryfeeën van de wielersport opvallend casual gekleed bij. Een beetje sjofel zelfs. Maar goed, dat doet hén dan weer beter uitkomen. Net zoals Merckx nog feller schitterde toen Vlaeminckske, Gimondi et tutti quanti niet tot zijn machtige dijen reikten.

Bewondering. Geen wonder dat in de uitzending aandacht werd besteed aan handtekeningenjagende jongetjes. De huidige baas van Molteni was er zo een: hij mocht vanwege zijn geprivilegieerde status als toekomstige erfgenaam van het mede door Merckx groot gemaakt salami-imperium mee in de coulissen en er waren prachtige (super 8-?)beelden te zien van dat beate kereltje en de grote kampioen, samen rond de fiets waaraan minutieus, op de millimeter, gesleuteld werd. Of neem die werknemer van een wielerfabrikant bij wie Merckx na zijn carrière de stiel van fietsconstructeur was komen leren: hij getuigde hoe hij in die tijd nog erg jong al in die fabriek werkte en Eddy om een handtekening vroeg. ‘Dat is goed,’ had de Belgische coureur gezegd, ‘maar dan wil ik eerst jouw handtekening.’

Dat was mooi. En wat het nog mooier maakte, is dat dit niet werd geëxpliciteerd. Vannieuwkerke liet het aan de kijker over om dat zelf uit te maken. Dat maakt het verschil uit tussen gevoel en sentiment. Karl Vannieuwkerke zit soms gevaarlijk dicht op de grens tussen die twee, maar hij gaat er nooit over. Daardoor is wat hij maakt zo aandoenlijk, zo genietbaar, zo zuiver. Ik ga met veel plezier naar de volgende afleveringen van deze hommage kijken.