Ik keek gisterenavond naar de tweede aflevering van Merci Merckx, een bloemlezing
van sporen die de grote wielerkampioen een jaar of veertig-vijftig geleden in
de harten van mede- maar ook tegenstanders heeft achtergelaten tijdens zijn strooptocht
van de ene van zijn vijfhonderd-en-zoveel overwinningen naar de andere. De
maker van het programma heet Karl Vannieuwkerke, en die draag ik al een tijdje
in mijn hart.
Deze tweede aflevering ging over Merckx’ ‘verovering van de
laars’. Merckx werkte het grootste deel van zijn carrière als sandwichman voor
Italiaanse wielerploegen (expressomachinefabrikant Faema en vleesverwerker Molteni)
en moest bijgevolg veel en vaak in Italië koersen, waar hij, zoals overal
elders, zowat alles won wat er te winnen viel. Hij deed dat met zoveel panache
dat er voorwaar hier en daar nog een grijze Italiaan te vinden is die bereid is
toe te geven dat de Belg beter was dan Coppi, Bartali of Magni. Zo schreef
Merckx liefst zeven keer de ook Primavera genaamde klassieker Milaan-San Remo
op zijn naam.
Uitgerekend zijn eerste twee zeges op de Via Roma, in beeld
gebracht in zwart-wit met nog erg veel ruis op, behoren tot mijn verste
televisuele herinneringen. We schreven toen 1966 en 1967.
Ik was nooit een supporter van Merckx. Ik had het meer voor
Roger De Vlaeminck. Waarom precies, weet ik niet. Nu zeg ik een beetje
snobistisch: omdat De Vlaeminck meer een jongen van het volk was en
anarchistischer. Maar wellicht was het omdat mijn fietskameraad de rol van
Merckx speelde. Dat kon hij omdat hij een koersfiets had (en ik nog niet), maar
ook gewoon omdat hij rapper kon fietsen. Roger De Vlaeminck zei ooit precies
hetzelfde wat ik Felice Gimondi gisteren ook hoorde zeggen: ‘Door Merckx heb ik
niet minder overwinningen geboekt maar juist méér want hij maakte ons béter dan
we uit onszelf zouden geweest zijn.’ Beter kun je respect niet verwoorden, denk
ik.
Karl Vannieuwkerke, tot wie ik hier eerder al een
brief richtte, exploiteert zijn imago van bewonderende kleine jongen. Hij
speelt graag met miniatuurwielrennertjes, rijdt guitig met een scooter rond, en
loopt er naast de door hem geïnterviewde, oud geworden, sjiek in het maatpak
gehesen Italiaanse coryfeeën van de wielersport opvallend casual gekleed bij.
Een beetje sjofel zelfs. Maar goed, dat doet hén dan weer beter uitkomen. Net
zoals Merckx nog feller schitterde toen Vlaeminckske, Gimondi et tutti quanti
niet tot zijn machtige dijen reikten.
Bewondering. Geen wonder dat in de uitzending aandacht werd
besteed aan handtekeningenjagende jongetjes. De huidige baas van Molteni was er
zo een: hij mocht vanwege zijn geprivilegieerde status als toekomstige erfgenaam
van het mede door Merckx groot gemaakt salami-imperium mee in de coulissen en
er waren prachtige (super 8-?)beelden te zien van dat beate kereltje en de
grote kampioen, samen rond de fiets waaraan minutieus, op de millimeter,
gesleuteld werd. Of neem die werknemer van een wielerfabrikant bij wie Merckx
na zijn carrière de stiel van fietsconstructeur was komen leren: hij getuigde
hoe hij in die tijd nog erg jong al in die fabriek werkte en Eddy om een
handtekening vroeg. ‘Dat is goed,’ had de Belgische coureur gezegd, ‘maar dan
wil ik eerst jouw handtekening.’
Dat was mooi. En wat het nog mooier maakte, is dat dit niet
werd geëxpliciteerd. Vannieuwkerke liet het aan de kijker over om dat zelf uit
te maken. Dat maakt het verschil uit tussen gevoel en sentiment. Karl Vannieuwkerke
zit soms gevaarlijk dicht op de grens tussen die twee, maar hij gaat er nooit
over. Daardoor is wat hij maakt zo aandoenlijk, zo genietbaar, zo zuiver. Ik ga
met veel plezier naar de volgende afleveringen van deze hommage kijken.