Ik wil het hebben over de Facebook-ervaring die ik gisteren
had. Want zo gaat dat tegenwoordig: veel van de ervaringen die je hebt, spelen
zich op Facebook af. Niet dat er geen werkelijkheid meer is om ervaringen aan
te leveren, maar die werkelijkheid is toch aanzienlijk gekrompen. En bovendien
zijn de ervaringen die je op Facebook opdoet wel degelijk échte ervaringen, zij
het dan dat ze op een ándere manier echt zijn dan de ervaringen die je in de
werkelijke wereld kunt opdoen – dat is iets wat je altijd goed voor ogen moet
houden.
Zo weet ik enkel van Facebook en televisie min of meer wat het is om een
vluchteling te zijn. Een politieke of economische vluchteling, dat onderscheid
maak ik voorlopig niet. Ik heb het over het vluchteling zijn tout court. Ik neem aan dat niemand voor
zijn plezier op de vlucht slaat. Vluchtelingen zijn geen reizigers.
Vluchtelingen zijn vluchtelingen. Of ze nu een iPhone bij zich hebben of niet,
dat maakt in mijn ogen geen verschil uit.
Wat dat dan precies inhoudt, een vluchteling te zijn? Dat
heb ik vooral van de televisie en van het internet. Ondertussen ben ik als
informatieconsument beslagen genoeg om te weten dat ik word belazerd waar ik
bij sta, maar ik paai mezelf en veronderstel dat ik, als ik maar de juiste bril
opzet, alsnog een min of meer juist
beeld krijg. Ik moet leven met de gedachte dat ik nooit precies zal weten hoeveel min of hoeveel meer, en of ik wel de júiste glazen heb laten monteren. Je
weet nooit wat er klopt van een wereld die je voor het eerst te zien krijgt. Ik
bedoel: waarvan je de gemediatiseerde voorstelling voor het eerst te zien
krijgt.
De wereld, ginds ergens buiten, die ik voor het eerst te
zien krijg, is die van mensen die in Europese steden die steeds dichter bij
mijn conflictvrije comfortzone liggen op treinen wachten die niet vertrekken,
die aan de grenzen van de politieke entiteit waar ik als kiezer deel van
uitmaak over prikkeldraadrollen kruipen, die over het blauwe water waar ik tijdens
zorgeloze vakanties al een paar keer in heb gezwommen in zee-onwaardige
vehikels van het ene continent naar het andere oversteken. Die daarbij een
aanzienlijke kans lopen om de overtocht niet te overleven. Die blijkbaar bereid
zijn dat risico te lopen.
Ik vraag mij af wat er met mij zou moeten gebeuren, en met
mijn comfortzone, vooraleer ik een dergelijk risico zou aanvaarden. Plus de
reis náár die overtocht, én de reis erna. Plus de ongewisse toekomst die mij
wacht, met de herinneringen aan een ex-comfortzone en aan al diegenen die daar
zijn achtergebleven. Ik probeer mij, achter mijn scherm, zoiets af te vragen.
Het is een zeer lastige oefening in empathie. Ik heb een vaag besef van hoe
weinig ik maar weet.
Ik merk dat velen die oefening maken. Sommigen verbinden er zelfs
praktische consequenties aan vast. Zij laten het scherm waarachter zij zich doorgaans
verschansen achter, kijken over de muur en gaan die sukkelaars helpen.
Dat heb ik vooralsnog niet gedaan. Maar ik heb wel sympathie
voor die mensen. Zij rapen de steken op die mijn overheid laat vallen.
Ik vraag mij trouwens af waarom mijn overheid die steken
laat vallen. En ook waarom er zo’n groot verschil bestaat tussen het beeld dat
de media ophangen van de hulpacties en het beeld dat de vrijwilligers daarvan
zelf verspreiden.
Daarom kijk ik ook eens over een muur.
Ik zet een juiste bril op en zie, op het internet en
meerbepaald Facebook, een muur die zelden in beeld komt: de virtuele muur
waarachter mensen zich verschansen die duidelijk ánders denken. Nu weet ik wel
dat die groep bestáát en ook dat hij groter is dan ik geneigd ben te denken,
maar hij komt zelden in beeld (in mijn beeld)
omdat Facebook nu eenmaal een verzameling niches is die er alles aan doet om
zijn gebruikers de indruk te bezorgen dat de niche waarin zij zich bevinden de
enige is. Die niche wordt op zijn beurt een comfortzone. Maar daardoor wordt
dat Facebook-venster op de wereld wel een smalle kier.
Af en toe vang je een glimp op van hoe die ándere wereld
eruitziet. Je kunt bijvoorbeeld reacties lezen op internetfora of digitale
kranten en vaststellen dat veel mensen helemaal anders reageren dan jij dat
zelf zou doen: zowel inhoudelijk als vormelijk anders. Of je kunt op de Facebook-pagina
van Herman van den Boom gaan kijken. Ja, dan kom je in een wereld terecht waar
je echt van opkijkt.
De wereld van Herman van den Boom.
Ik maak kennis met de wereld van Herman van den Boom. Dat
heb ik aan Facebook te danken want ik zou het in de werkelijke wereld niet
gekund hebben. Of toch, maar dan via een andere invalshoek want Herman van den
Boom is een fotograaf
met renommee die wel eens tentoonstelt – ja, als ik mij niet vergis heeft
hij zelfs al eens tentoongesteld in mijn stad, de comfortzone Brugge.
Herman van den Boom maakt het soort foto’s waarmee ik affiniteit
voel en hij doet dat – ik heb geen enkele moeite om dat te erkennen – zeker beter
dan ik dat kan. Een van de specialiteiten van Herman van den Boom is de
architecturale lelijkheid van mijn comfortzone ‘België’. Hij transformeert die
lelijkheid tot een vorm van schoonheid en verricht daarmee een noodzakelijke
arbeid. Ik kan daar alleen maar respect voor opbrengen en was dan ook vereerd
dat Herman van den Boom een tijd geleden op Facebook mijn vriendschapsverzoek
aanvaardde.
Door dat te doen opende Herman van den Boom zijn wereld voor
mij. Zo werkt Facebook. Je kunt er nog een paar sleutels op zetten, maar die openheid
is grosso modo waar het om draait.
In die wereld van Herman van den Boom zie ik dan gisteren
iets bijzonders opduiken, iets wat, in mijn ogen, botst met zijn foto’s. Herman
van den Boom deelt een
artikel uit Het Laatste Nieuws over een Lierenaar die, vrijwillig, met
hulpgoederen naar Calais was gereden en daar werd belaagd door een paar vluchtelingen
die blijkbaar niet het geduld wisten op te brengen om deze goederen op een gedisciplineerde
wijze in ontvangst te nemen. Die man zag hoe de spiegels van zijn auto werden afgerukt
en moest zichzelf en zijn gezin, zo staat in het artikel te lezen, ‘met een
koevoet’ verdedigen. Herman van den Boom deelt dus dit artikel en niet alleen
dat, hij plaatst erboven deze eenvoudige commentaar: ‘Schitterend’.
Ik bots op een muur maar besluit er even over te kijken en
stel een vraag:
‘Het zijn vollidioten
die daar als gutmensch zich daar aan het masturberen zijn.’
Als het daarbij gebleven was, zou ik niet meer te zien
hebben gekregen.
Maar daar blijft het niet bij.
Wat later op de dag zie ik bij Jeroen Olyslaegers, op
Facebook een ingezetene van mijn niche, een gedicht passeren van Remco Campert:
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
maar met kleine daden
of de kat die de kolder in z’n kop krijgt
met een kleine bron
verscholen in het woud
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
daarmee begint verzet
Ik vind dat een mooi gedicht, zeker in het licht van de
gebeurtenissen in Calais en elders, en daarom deel ik het, met deze commentaar:
‘Via Jeroen Olyslaegers en voor Herman van den Boom, die het “schitterend”
vindt dat enkele hulpvrijwilligers in Calais worden belaagd.’
Daarmee lok ik, aangezien ik zijn naam getagd heb, Herman
van den Boom van achter zijn muur. Ik krijg een privébericht: ‘Pure linkse
demagogie, de ander ala goebbelssss zwart maken’. Ik antwoord: ‘U wil alleen
maar onder vriendjes grappen maken over mensen die die sukkelaars willen gaan
helpen en door die sukkelaars afgetroefd worden? Als ik meningen heb, mogen die
door iedereen gelezen worden. Maar goed, een mens moet altijd een eerste keer
met Goebbels worden vergeleken. Dat verruimt mijn links-demagogische blik
aanzienlijk, moet ik zeggen.’ Waarop Van den Boom: ‘Het is U gegunt, als U onze
toekomstige keelafsnijders wilt gaan helpen idem, het staat U vrij.’ En op mijn
pagina – en dus niet privé, reden waarom ik mij hier veroorloof zijn aan mij
gerichte privéboodschappen te openbaren – post hij: ‘Niet voor het een of ander
Pascal Cornet, andere mening discrediteren in de best Joseph Goebbels tradities
dat kun je als de beste, fotograferen mijn god wat een rommel, sommige mensen
kennen geen enkele schaamte.’
Nu slaagt hij erin om mij van achter mijn muur weg te lokken
want ik ga in op het terzijde over fotografie: ‘Met Goebbels te worden
vergeleken , dat ik dat nog mag meemaken! En fotograferen? Ja, ik zie ook nog
wel eens iets anders dan twee niet bij elkaar passende wanstaltige bouwsels
naast elkaar. Maar dat mensen met goede bedoelingen worden belaagd door
diegenen die zij wilden helpen “schitterend” vinden? Neen, dat doe ik niet.’
Einde discussie.
En kijk, van dat laatste heb ik spijt. Dat ik mij heb laten
verleiden tot een denigrerende opmerking over zíjn foto’s omdat hij die van mij
maar rommel vindt – wat welbeschouwd zijn volste recht is natuurlijk. Ik vond –
en vind – nochtans de foto’s van Herman van den Boom wél de moeite waard.
Tot dat soort polarisaties draagt de nichewereld van
Facebook óók bij. Daarom moet die juiste bril op.
En nu ga ik even opzoeken wat ik met Goebbels gemeen heb. En
ik ga zeker ook nog eens naar de website
van Herman van den Boom. En ik ga eens kijken of ik iets kan doen voor de
oorlogsvluchtelingen die nu nóg dichter bij mijn comfortzone, in Sijsele
namelijk, worden opgevangen. Dat is ook allemaal Facebook. Als je het goed
gebruikt, kun je er iets van leren en word je er misschien zelfs beter van.