11 mei 2014
dag 13.1
Omdat ik had aangekondigd vroeger te zullen opstaan dan zij,
en omdat de enige andere gasten in het hotel pas om negen uur van plan waren te
ontbijten, had mevrouw mijn ontbijt klaargezet: de gebruikelijke uitgedroogde
baguette, een thermos lauwe koffie, enkele vlootjes confituur. Ik neem het hele
dienblad mee naar mijn kamer zodat ik daar kan voortkijken naar een uitgebreid
interview met Christophe Miossec.
Christophe Miossec is een Bretonse zanger die regionaal wat
succes heeft, een hoedje draagt en een doorzopen kop heeft. Koning Alcohol is
zijn grootste vijand. Op het eind van het programma wordt hem een liedje
aangeboden door een als fles verklede bard. Woordspelingen als salaud (sale eau) en Miossec (mis au sèc) zijn niet uit de lucht. Vooraleer deze
pijnlijke apotheose uitbarst, heeft Miossec drie kwartier lang de tijd gehad om
zich kenbaar te maken. Wat een ontnuchtering! Deze zanger leek mij op het
eerste gezicht nochtans interessant, maar hij bracht het niet verder dan het
mompelend debiteren van een handvol doorgebrande clichés. Zo mocht hij uit een
reeks een adjectief kiezen en daar dan iets over zeggen. Hij koos het woord crapuleux en zuchtte dan iets over de
politici. Pover. Dan krijg je eens zo’n podium. Maar hoe dan ook, interviews
die de gast tijd van spreken geven, zijn, ik stel het maar weer eens vast, altijd
boeiend. Je krijgt een ontmoeting met een mens en dat is, ook al kende je de
persoon van haar noch pluimen en ook al weet hij, of zij, niets boeiends te
vertellen, immer interessant. Er is de toenadering tussen interviewer en
interviewee, een soort van paringsdans eigenlijk; er is de richting die het
gesprek uitgaat en die, als de interviewer goed werk aflevert, de indruk kan
wekken even onvoorspelbaar te zijn als het leven zelf; er zijn de spannende fouten
die de interviewer maakt, de kansen die hij laat liggen, enzovoort; er is de
zelfcensuur van de interviewee, vaak vermomd als hooghartigheid of, perfider,
bescheidenheid.
Miossec overigens, had als Breton enige verdienste in de
verdediging van zijn regionale cultuur. Bretagne is een landstreek met een
eigen cultuur, een eigen taal. Miossec vertelt hoe zijn moeder haar taal had
verleerd doordat men het haar verboden had deze te spreken. En zo mocht zij ook
geen kapje meer dragen, onderdeel van de plaatselijke (Brestse) klederdracht.
Toevallig zie ik een dezer dagen op het nieuws een item over een betoging in
Ajaccio (Corsica) met dezelfde revendicaties: taal, cultuur, decentralisatie.
Want dat is Frankrijk natuurlijk ook: een land dat niet altijd zo homogeen is
geweest als het vandaag voorwendt te zijn. Lees er De ontdekking van Frankrijk van Graham Robb maar op na. Nu komt naar
verluidt stilaan een tegenbeweging op gang – zo hoorde ik onlangs dat het
Vlaams in Frans-Vlaanderen aan een rehabilitatie begonnen is.
De Franse televisie ontsnapt niet aan banaliteit en
publiciteit. Uiteraard niet. Maar ik moet wel zeggen: ik heb in die paar keer
dat ik hier tv heb gekeken al een paar personaliteiten uit de cultuurwereld
leren kennen. Ze passeren de revue, ook in op het eerste gezicht behoorlijk
populaire praatprogramma’s. Zo maakte ik ook al, in het programma Vivement
Dimanche van Michel Drucker – jawel, de fietser! – kennis met Franz-Olivier
Giesbert, die er, gezeten tussen een zanger en een paar acteurs, mocht komen
vertellen over zijn journalistieke carrière, zijn omgang met belangrijke
politici en zijn nieuwe roman L’Amour est
éternel tant qu’il dure. (Toevoeging van 2 augustus 2014: mooie titel maar,
als ik de schaarse recensies op het net mag geloven, niet veel soeps.)