Ik herinner mij de zogenaamd ‘wetenschappelijke’ tekeningen die wij moesten maken met passer, lat en potlood, en die na het klad dienden te worden afgewerkt met trekpen en oost-indische inkt: doorsnedes en projecties. Geduldige werkjes waren het – er was meer voor nodig dan enkel ruimtelijk inzicht: een vaste hand en, vooral, de afwezigheid van de vraag waarvoor het allemaal moest dienen. Ik hield er wel van; je kon mateloos genieten van een vlekkeloos resultaat. Het was, denk ik nu, een vorm van zen. De zon heeft minder moeite met het uitzetten van een raster op een gebogen vlak.