De zon scheen helder en krachtig, en slechts kleine stukjes schaduw van enkele verspreide wolkjes zeilden af en toe voorbij over het asfalt. (101)
338
‘Zal ik zeggen: “De Vorstin van een ver, klein land aan de zee, waar de wind en de wolken jagen over lage, weerloze akkers en velden; waar immer het gebulder en gedruis van het dreigende water wordt gehoord, zendt deze bloemen aan de koningin der Mensheid, en der gehele Aarde, aan de Koningin des Hemels…?’ (170)