Alleen kinderen en vaders in quality time bouwen zandkastelen, maar enkel van het kind is de beweegreden zuiver. Het kind bouwt à fonds perdu – de vader daarentegen doet het zelden belangeloos. Een enkele keer niet te na gesproken, dan vergeet hij de tijd en wordt weer als een kind en doet de mooiste efemere fortificaties ontstaan. Maar meestal ziet hij al in de eerste spadesteek de uiteindelijke vernieling toeslaan – kinderen, zo beeld ik mij in, dromen altijd van een waterburcht die ook tegen het verst oprukkende getij bestand is en zijn zich nooit ten volle bewust van de vergankelijkheid.
Het is bij zo’n zandfort aan de waterlijn onmogelijk om niet de associatie te maken met de voorspelde stijging van de zeespiegel. Deze zorg zal de volgende generaties wellicht – of mogelijk? – meer bezighouden dan het dieet van Bart De Wever de huidige, of dan de kwestie of, in Thuis, Femke inderdaad zwanger is van notaris Peter en niet van haar halfbroer Rafaël. Het is nog maar de vraag of het artificiële ophogen van onze stranden de verwachte vloed zal kunnen tegenhouden. Dit ongemakkelijke denken bekruipt me wanneer ik een kind een zandkasteel zie bouwen. Het tij vult de eerste gracht, knaagt de eerste omwalling aan, ondermijnt uiteindelijk het hele fort.
Kunnen wij wel iets ánders zeggen dan: Après nous le déluge? Zijn er niet ook problemen die gewoonweg niet te overzien zijn? Moeten wij niet te allen tijde ook als het kind proberen te zijn en – tegen beter weten in – zandkastelen blijven bouwen?