zondag 2 februari 2020

José Cardoso Pires, Ballade van het Hondenstrand


22 jaar later

Portugal, 3 april 1960. Op een verlaten strand verscheuren honden het lijk van majoor Dantas Castro, de voortvluchtige leider van een samenzwering tegen het regime van Salazar. Alles wijst op een politieke moord. ‘Wanneer het lijk naar politiek riekt, kiezen zelfs de vliegen het hazenpad’, schrijft José Cardoso Pires met onverholen afschuw in Ballade van het Hondenstrand.

Het weerzinwekkende hondenmaal is het ijzersterke uitgangspunt van een document – de auteur noemt het in zijn ondertitel een Verhandeling over een misdaad – dat zich op drie manieren laat lezen: als reconstructie, als roman, als pamflet. Het boek is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Cardoso Pires haalt bestaande rapporten en getuigenissen aan en laat op bijzonder suggestieve wijze het probleem van de ware toedracht spelen.

Door de uitkomst van de geschiedenis vooraan te plaatsen en de sleutels voor de oplossing van het raadsel slechts mondjesmaat aan te reiken, houdt de auteur moeiteloos de aandacht van zijn lezers gaande. Ook al maakt hij het hun niet gemakkelijk: zonder commentaar worden flarden allerhand aan elkaar gebreid: gefragmenteerde beschrijvingen van de onderzoekers en de verdachten, passages uit de dossiers (van de gerechtelijke én van de geheime politie, de gevreesde PIDE), koppen uit de gemanipuleerde pers, getuigenverklaringen, commentaar van de auteur zelf (‘Thans in 1982 zien we...’), citaten uit het dagboek van de vermoorde majoor, enzovoort.

Cardoso Pires laat – elk met hun eigen taal, ook wanneer die ambtelijk is: ‘En niets daaraan hebbende toe te voegen...’ – alle stemmen in dit debat spreken, hij belicht de zaak vanuit alle mogelijke perspectieven. Dat laat hem toe al zijn stilistische en verhaaltechnische vermogens aan te spreken en ik moet zeggen: hij doet dat op indrukwekkende wijze. Ergens halfweg zijn caleidoscopisch relaas moedigt de auteur zijn lezer aan: ‘pas na het getoonde en geziene kan men, door te herhalen en verbanden te leggen, de rolprent in zijn geheel en van binnenuit zien’. Dat ‘geheel’ bestaat uit méér dan alleen maar de ware toedracht.

Ballade van het Hondenstrand is evenzeer een psychologische roman. Cardoso Pires volgt met veel zin voor nuancering en gevoel zijn personages. Aan de ene kant zijn er de onderzoekers: de zeer menselijk voorgestelde mandataris van de gerechtelijke politie, ‘brigadechef’ Elias Santana, en de hardere, meedogenloze inspecteur van de geheime politie PIDE, Otero; aan de andere kant staan de verdachte medestanders van de vermoorde majoor: diens vriendin Mena, de architect Fontenova en korporaal Barroca, een zwakke figuur, die tegen zijn wil in het avontuur werd meegesleurd. Ook de majoor zelf groeit, via zijn dagboekfragmenten en de getuigenissen, uit tot een sterk geprofileerd karakter.

Centraal in het boek, en essentieel voor de oplossing van de moordzaak, is de enkel in psychologische termen en door Cardoso Pires zeer goed weergegeven groepsdynamiek van de in een villa aan zee ondergedoken voortvluchtigen. Wat aanvankelijk een politieke moord leek, blijkt bij nader inzien niet méér te zijn dan een passionele afrekening, in de hand gewerkt door extreme omstandigheden.

Naast dit alles is er nog een derde en essentieel niveau waarop Ballade van het Hondenstrand gelezen moet worden. Dit is onmiskenbaar een politiek boek. Acht jaar na de ‘bevrijding’, en tweeëntwintig jaar na de feiten, schetst Cardoso Pires op zakelijke, ik bedoel: niet-emotionele en – door het weergeven van zovele standpunten – vrij objectieve wijze een representatief beeld van de recente Portugese geschiedenis. Ondanks deze objectiviteit vertegenwoordigt de Ballade toch een politieke stellingname. Immers, door te kiezen voor een affaire waar de PIDE nu eens niet rechtstreeks de hand in had, verhoogt Cardoso Pires paradoxaal genoeg zijn slagkracht. Het verdreven regime als schuldige aanwijzen voor wat verkeerd liep, zou niemand nog verbazen. Schokkender is het te laten zien hoe de machthebbers van toen elke gelegenheid – ook de moord op de dissidente legermajoor – uitbuitten om de publieke opinie op hun hand te krijgen en op die manier, zoals vertaalster Catherine Barel in haar nawoord stelt, de aandacht af te leiden van de eigen misdaden.

José Cardoso Pires, Ballade van het Hondenstrand, De Prom, Baarn, 288 blz.

Deze recensie verscheen in het novembernummer 1991 van Kunst & Cultuur, het inmiddels verdwenen tijdschrift van het toenmalige Paleis voor Schone Kunsten, nu Bozar.