zaterdag 1 februari 2020

Carel Peeters, Echte kennis


Tertiaire tekst

Literaire kritiek heeft uit zichzelf al een wankele status. Gebundelde literaire kritiek heeft helemaal iets halfslachtigs, iets halfhartigs, iets pijnlijks, iets aandoenlijks. De criticus is iemand die tekortschiet – daar kan een publicatie niets aan veranderen. Hoe oorspronkelijk en creatief hij ook moge zijn, de criticus eet uit andermans ruif, hij is altijd een beetje (of een beetje veel) ‘de brave parafraseur zonder een eigen idee’ – ik citeer uit het boek Echte kennis van Carel Peeters.

Deze eminente recensent heeft, parallel aan een levendige belangstelling voor filosofie ‘met literaire kwaliteiten’, een voorliefde voor literatuur die verder reikt dan de gangbare ‘esthetische preoccupaties’. Literatuur moet ideeën bevatten. ‘Een schrijver die er prat op gaat dat hij nooit ‘denkt’, communiceert in een leegte en heeft slechts zijn eigen tevredenheid als klankbord. Dat maakt alleen maar een knorrend geluid.’

Carel Peeters beschouwt literatuur als literair verwoorde, onsystematische filosofie. Daaruit volgt dat er zoiets als literaire kennis bestaat. Deze soort van kennis houdt het midden ‘tussen harde feiten en vage emoties’. Het is ‘mooie kennis’, het is kennis ‘op de rand van’ echte kennis. (De titel van de bundel is wel wat misleidend.) Literaire kennis, zegt Peeters, is ‘toegedekte’ kennis. Algemene waarheden verbergen zich in de concrete karakters van een roman of verhaal, in de stijl, de opbouw, de motieven van literaire werken. Literatuur is ‘geïndividualiseerde filosofie’: algemene waarheden worden op een bijzondere en onvervangbare manier aangebracht.

Net vooraleer de criticus-parafraseur Peeters zijn lezers meeneemt op een rondleiding langs de plaatsen waar hij ‘literaire kennis’ gevonden heeft, zegt hij hier, niet zonder zin voor paradox, niet meer en niet minder dan dat de algemene waarheden van de literatuur niet te parafraseren zijn!
Wat kan een literatuurliefhebber van een bundel secundaire teksten verwachten? Hoe kan een bundel literaire kritiek zijn bestaan rechtvaardigen? (Ik zie in gedachten de volgelingen van George Steiner meewarig hoofdschuddend de blik afwenden.) Het antwoord op de vraag hoeft niet hoogdravend te zijn: dit soort van boeken heeft bestaansrecht in de mate dat lezing ervan tot actie noopt: tot (eindelijk) lezen of (eindelijk) herlezen van de reeds lang op de plank prijkende meesterwerken. Boeken alleen maar hebben is een inferieure (en dure) bezigheid die nog veraf staat van wat boeken eigenlijk moeten doen – iets wat niet te koop is –: meespelen in het persoonlijke denken, voelen en spreken, in de eigen kijk op de wereld.

Ik vind dat Carel Peeters in het opzet slaagt. Zijn stukken over De man zonder eigenschappen, Doctor Faustus, Het verdriet van België en Sloterdijks Kritiek van de cynische rede zijn zeer lezenswaardig, in de eerste plaats omdat ze aansporen tot wat verder (en hoger) ligt: de werken zelf.
De tweede helft van Peeters’ boek is toegespitst op het lokale literaire gebeuren. Frappant is dat hij een centrale plaats toebedeelt aan de roman Mystiek lichaam. Frans Kellendonk zorgt er voor ‘de opstanding van een “noodzakelijk beetje metafysica” in de Nederlandse literatuur’, vindt Peeters en hij staaft deze bewering met overtuigende argumenten. De roman van Kellendonk vormt een keerpunt, hij ‘markeert de overgang van spel naar ernst’. Er is opnieuw een ‘morele ernst voor wat aan de orde is’. Marja Brouwers, Marcel Möring, Connie Palmen en Dirk van Weelden (aan wier werk Peeters telkens een bespreking wijdt) schrijven ‘ideeën- of filosofische romans die ergens over gaan’. Ze hebben ‘iets meer te vertellen dan het laatste nieuws over relatieproblemen’. Carel Peeters vindt, na een tijd van filosofische dorheid, opnieuw ‘literaire kennis’ in de Nederlandse literatuur.

Carel Peeters, Echte kennis. De Harmonie, Amsterdam, 212 blz., 900 BEF.

Deze recensie verscheen in het novembernummer 1991 van Kunst & Cultuur, het inmiddels verdwenen tijdschrift van het toenmalige Paleis voor Schone Kunsten, nu Bozar.