donderdag 27 december 2018

van Dale 246-250


246
En een pellies met een kraag van beverbont, heeft iemand die ooit gezien?
Wiesław Myśliwski, De laatste hand, 281

pellies (de; pelliezen) 1 met bont omzoomde vrouwenmantel die ook binnenshuis wordt gedragen 2  (gew.) met bont gevoerde vrouwenmantel of herenjas

247
De beschaving heeft ons zo geïnjiceerd.
Wiesław Myśliwski, De laatste hand, 300-301

injiceren (overg.; injiceerde, h. geïnjiceerd) injecteren (1), inspuiten

248
En overal voornamelijk thuja’s, jeneverbesstruiken, magnolia’s, vlierbessen, jasmijnstruiken, ook struiken die ik niet kende, en aan bomen stonden er treurwilgen, sparren, lariksen, hier en daar een plataan, en wat verderop pijnbomen, beuken, eiken, alsof het een overblijfsel was van iets wat hier vroeger was geweest, een bos of een park.
Wiesław Myśliwski, De laatste hand, 319

thuja (de (m.); -s) levensboom, m.n. de westerse levensboom, uit N.-Amerika afkomstig en hier te lande in tuinen en als haagboom gekweekt (Thuja occidentalis)

249
Ik leerde slechts stof te decatiseren, een rijgsteek uit te halen en broeken te strijken, en dan alleen nog de pijpen en de manchetten, want de bovenkant was hogere kunst, die streek vooral Stanisław.
Wiesław Myśliwski, De laatste hand, 416-417

decatiseren (overg.; decatiseerde, h. gedecatiseerd) (mbt. wollen stoffen) met oververhitte stoom behandelen om ze vaster en tevens soepeler te maken, var. decateren

250
Juist die rugceintuur moest worden getornd om stof vrij te maken voor de geren die onder de oksels moesten komen, aangezien de boekhoudster bij haar borsten was aangekomen en er geen andere manier was om het jacquet te verwijden.
Wiesław Myśliwski, De laatste hand, 422

1geer (de; geren; -tje) 1 naar boven spits uitlopende lap of strook waarmeen men een kledingstuk van onderen verwijdt, of uitlegt, m.n. in een rok waardoor deze wijd uitloopt, syn. tong