donderdag 27 december 2018

parallel 123


Het was tijdens onze eerste wandeling door de stad – die ik toen al goed kende – dat we in de etalage van een of andere antiekzaak een bronzen vat van Japanse makelij zagen; bij latere ommetjes kwamer we er dikwijls langs. Het patina was chocoladebruin, de vorm een afgeplatte bol; een watervogel met lange poten vloog in reliëf over zijn gekromde buik, en het deksel, dat bestond uit een grotesk hondachtig schepsel dat een slang beet, was op kunstige wijze geperforeerd om de binnenin ontstoken wierook te laten ontsnappen. Een decoratief stuk vakmanschap; een liefhebber van oosterse dingen, dachten wij, zou het wel op zijn haltafel willen hebben als verzamelbak voor visitekaartjes.

Norman Douglas, Terugblik, 9

ǁ

Uiteindelijk verzamelde ik alle losse blaadjes, visitekaartjes van mijn bureau en gooide ze op een grote hoop in de koperen schaal.

Wiesław Myśliwski, De laatste hand, 482