dinsdag 4 december 2018

Montaigne 18


I.17. Een eigenaardigheid van bepaalde ambassadeurs 

M geeft al wie iets wil bijleren uit zijn contacten met anderen een goede raad: laat die anderen praten over datgene ‘waarin ze het beste thuis zijn’. Stel met andere woorden vragen over hún domein, en laat hen niet proberen te excelleren in iets waar ze niet goed in zijn. Wees bijvoorbeeld beducht voor dichtende staatslieden – om maar dat voorbeeld te geven. Lees je bijvoorbeeld een historisch werk, heb dan vooral oog voor de passages daarin die stroken met de hoofdbezigheid van de auteur. Is de schrijver een arts, dan zal er het meest te leren vallen over geneeskundige kwesties; is hij een ambassadeur, dan zullen de passages over ‘intriges, overeenkomsten en onderhandelingen en hoe men die moet voeren’ het nauwst bij de werkelijkheid aansluiten. Zo leert M uit de memoires van de Heer de Langey dat het wel eens voorkomt dat ambassadeurs, toegevend aan hun ‘natuurlijke hang naar vrijheid en autonomie’, eigengereid beslissen welke informatie tot bij de koning komt – terwijl je toch zou verwachten dat ze daarin volledigheid en volstrekte neutraliteit zouden nastreven. Dergelijke ambassadeurs stellen hun eigen vrije keuze boven hun ondergeschiktheid en ondermijnen daarmee de autoriteit van hun overste. Maar M nuanceert: een zekere interpretatieve vrijheid is zeker op zijn plaats want ambassadeurs moeten niet alleen de bevelen uitvoeren die zijn ingegeven door de opinie van hun gezagsdrager over een bepaalde kwestie, zij moeten die opinie ook mee vormgeven.