zaterdag 15 december 2018

Hans Magnus Enzensberger, De grote volksverhuizing


Hans Magnus Enzensberger

De grote volksverhuizing
Drieëndertig markeringen en een voetnoot (1992)

I
Turbulentie heeft altijd de manier gekenmerkt waarop de mens de aarde heeft bevolkt.

II
Homo sapiens heeft een nomadisch verleden als jager. De migraties zijn op het Afrikaanse continent begonnen. Na het ontstaan van de landbouw is de mens sedentair geworden. Maar het migreren zit hem nog in de genen.

III
Migratie is de regel, het sedentaire bestaan een uitzondering. In dit chaotische proces is geen langetermijnprognose mogelijk.

IV
Twee reizigers in een treincoupé delen node hun territorium met twee nieuwkomers. Zo eisen ook autochtone bevolkingen de hele ruimte voor zichzelf op wanneer immigranten zich aandienen. Zolang er regels zijn die het verkeer tussen ingezetenen en nieuwkomers regelen, is er geen probleem. De nieuwkomers worden gestigmatiseerd, maar gedoogd.

V
De gastvrijheidsrituelen die de conflicten neutraliseren waarmee elke migratie gepaard gaat, heffen het verschil tussen autochtoon en vreemdeling niet op.

VI
Opnieuw betreden twee nieuwe reizigers de coupé. Nu gedragen ook de twee die er daarnet bijkwamen zich als ingezetenen. Zij lijken vergeten te zijn wat ze zelf nog maar net hebben moeten doorstaan.

VII
Clans en stammen hebben altijd bestaan. Naties zijn een negentiende-eeuwse, Europese en Noord-Amerikaanse uitvinding, die ideologieën, rituelen en symbolen, instituties en juridische middelen van doen heeft om zich te bestendigen. Ook een – indien nodig verzonnen – historisch verleden wordt gemobiliseerd om de nationale identiteit te consolideren. Bijna altijd wordt ‘vergeten’ dat de verworven autochtone identiteit berust op een aanvankelijke, verdreven of uitgeroeide, bevolking. ‘In zoverre veronderstelt een goede nationale geschiedenis het vermogen te vergeten wat niet in haar kraam te pas komt.’

VIII
Nationale gevoelens hangen altijd samen met zelftyperingen en typeringen van vreemden. Volkeren noemen zichzelf ‘mensen’ of ‘goeden’ en de anderen ‘stotteraars’, ‘slechteriken’ of zelfs ‘fantomen’.

IX
Het mondiale kapitalisme heeft de migratiebewegingen exponentieel doen toenemen. ‘Het kapitaal haalt alle nationale barrières neer.’ Als het geld opbrengt, wordt geen rekening gehouden met patriottisme of racisme ‘omdat het winstbejag geen particuliere consideraties kent’.

X
Migratie komt op gang door beloften. De reclame creëert in de Derde Wereld een als ‘betrouwbare beschrijving van een mogelijke leefwijze’ ervaren beeld.

XI
Tot nu [1992] zijn de grote massa’s nog niet in beweging gekomen. De grote volksverhuizing moet nog op gang komen. De media zijn al druk bezig ons daarvoor angst aan te jagen. Er is sprake van ‘anticiperende paniek’.

XII
Het gebruik van de metafoor ‘de boot is vol’ door West-Europeanen is een cynische omkering.

XIII
Te grote aantallen kunnen geen medeleven opwekken. ‘Het verstand wordt zich bewust van zijn onmacht.’ Daarom tonen hulporganisaties enkel beelden waarop maar één kind hulpeloos kijkt.

XIV
Als gevolg van de anonieme ‘wereldmarkt’ – en niet langer van politieke of militaire gebeurtenissen, waarvoor altijd wel een verantwoordelijke kon worden aangeduid – worden steeds meer mensen overtollig.

XV
Naast de angst voor aanvoer van mensen van buiten Europa, kampen Europeanen ook met het schrikbeeld dat ze zelf aan het uitsterven zijn.

XVI
Migranten vertegenwoordigen een berekenbare economische waarde, in de veronderstelling dat er voldoende werk is voor hen, én dat zij voldoende werkwillig zijn.

XVII
Lange tijd namen Europese landen maatregelen om emigratie tegen te gaan.

XVIII
Ierland is in Europa het emigratieland bij uitstek. Het valt moeilijk te bepalen of het land er nu beter aan toe zou zijn indien in de tweede helft van de negentiende eeuw een groot deel van de bevolking het eiland niet zou ontvlucht zijn.

XIX
Het zijn de beste krachten die emigreren. Dat heeft een weerslag op de samenstelling van de bevolking die achterblijft. En die beste krachten – intellectueel en qua financiële armslag – worden in de landen waar zij naartoe trekken goed onthaald. ‘Vreemden zijn vreemder naarmate ze armer zijn.’

XX
Correctie: onder de beste krachten die emigreren zijn het dan toch vooral diegenen die het in eigen land niet konden waarmaken. Zij vallen dan ook gemakkelijk in handen van mensensmokkelaars en maken, wanneer zij bij aankomst worden geconfronteerd met doorgedreven bureaucratische pesterijen, een apathische indruk.

XXI
De slachtoffers van de illegale mensenhandel, die grote gelijkenissen vertoont met de slavenhandel, komen in illegale economieën terecht. De overheden blijven hiertegenover opvallend tolerant.

XXII
Brengt de emigratie van een groot deel van de eigen bevolking een oplossing voor de problemen van het land van herkomst? Die vraag blijft onbeantwoord.

XXIII
De betekenis van ‘asiel verlenen’ is in de loop der tijden aanzienlijk veranderd. Waar het vroeger vooral in hun thuisland gerechtelijk vervolgde buitenlanders betrof, wordt nu – volgens de hedendaagse [1992] invulling van de term – enkel nog asiel verleend aan binnenlandse armoezaaiers, dronkaards, prostituees en dergelijke.

XXIV

Vroeger werd asiel verleend om contact tussen stammen mogelijk te maken en om, door gevallen leiders op te vangen, burgeroorlogen in het thuisland van die leiders te verhinderen of aan te wakkeren, al naargelang het het ontvangend land uitkwam.

XXV
‘De verbinding van het asielrecht met problemen van immigratie en emigratie heeft fatale gevolgen.’ Reden: de onmogelijkheid om een consequent onderscheid te maken tussen politieke en economische vluchtelingen want: ‘het wordt steeds moeilijker te ontkennen dat de verpaupering van hele continenten politieke oorzaken heeft’.

XXVI
Het Duitse volk is het product van massale migratiebewegingen, niet het minst tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. ‘De Ariër is altijd een belachelijke constructie geweest.’ Het is zeer merkwaardig dat de huidige generatie dat zo gretig vergeet.

XXVII
Xenofobie is geen exclusief Duits verschijnsel. Maar de ‘extreme polarisatie’ wel [in 1992]. De oorzaak ligt in ‘het problematische zelfbesef van deze natie’. Dit uit zich niet alleen in vreemdelingenhaat maar ook in zelfhaat, die zich vertaalt in een onrealistisch en ‘moraliserend’ overvriendelijk onthaal van buitenlanders. [Voorafspiegeling van Wir schaffen das!]

XXVIII
De Duitse boetvaardigheid heeft een hypocriete kant wanneer ze zich vermengt met opportunisme.

XXIX
De economie zal bepalen hoeveel immigranten een land kan opnemen. De tijden van de volledige tewerkstelling en de gastarbeid komen echter nooit terug. De al aanwezige en nog aankomende immigranten wacht een precair bestaan van steuntrekkerij, zwartwerk en/of criminaliteit. Dat bevestigt alleen maar de negatieve vooringenomenheid.

XXX
De welvaartsstaat is een ‘structurele hinderpaal’ voor de immigratie. We zullen de voordelen die eraan verbonden zijn niet mateloos kunnen uitbreiden naar alle nieuwkomers, die nooit talrijk genoeg zullen zijn om de sociale zekerheid voldoende te financieren.

XXXI
Er is ook een subjectieve hinderpaal voor de ‘bereidwilligheid en het vermogen tot integratie’. De discussie over de ‘multiculturele samenleving’ versterkt alleen maar de weerstand zolang men het er niet over eens is wat ‘cultuur’ dan eigenlijk is. Tegenstanders blijven blind voor geslaagde voorbeelden, voorstanders voor de risico’s. ‘Zelden is het idee van een veelvolkerenstaat solide gebleken.’ Het meest recente voorbeeld is de snelheid waarmee de Sovjet-Unie implodeerde. De vermindering van de economische draagkracht heeft geleid tot ‘het ideologiseren van de minderheden’, niet zelden op religieuze gronden. ‘Steeds meer bevolkingsgroepen beroepen zich op hun “identiteit”.’ Dat leidt niet alleen tot conflicten met de meerderheid maar ook tussen de minderheden onderling.

XXXII
Niet de immigranten maar de autochtonen lokken de conflicten uit. Om deze te vermijden, onderzoekt men tegenwoordig de mogelijkheid van een ‘preventieve migratiepolitiek’: proberen de ongelijkheid tussen arme en rijke landen weg te nemen of toch minstens te verkleinen. Dit lijkt echter onmogelijk. Het is economisch niet haalbaar, de politieke wil ontbreekt, en het stuit op de ‘ecologische grenzen van de groei’.

XXXIII
Er is een beschavingsminimum dat inhoudt dat je over politiek en religie je gedacht kunt zeggen, dat er rechtspraak is, dat er een gelijkheid is tussen de geslachten, dat de staat beschikt over het geweldsmonopolie. Maar dat beschavingsminimum is precair. Wie het tegen een bedreiging van buitenaf wil beschermen, ondermijnt het tegelijkertijd van binnenuit. Maar de barbaren zullen niet noodzakelijk aan de poorten verschijnen. ‘Die zijn er altijd al.’

Een voetnoot over enkele bijzonderheden bij de mensenjacht
Het ‘asieldebat’ zit opgesloten in voorgekauwde mediaformats. Bepaalde vragen kunnen niet worden gesteld. Bijvoorbeeld de vraag in hoeverre Duitsland nog ‘bewoonbaar’ is. De staat lijkt niet langer het monopolie op de macht te hebben: knokploegen nemen dat gedeeltelijk over en ondervinden daarbij maar weinig weerstand. De xenofoben worden bovendien gepamperd: er wordt meer gesleuteld aan de vermeende oorzaken van hun crimineel gedrag, dan dat de slachtoffers van racistisch geweld worden geholpen. Enzensberger heeft het cynisch over ‘begripvolle consideratie voor moordenaars’. Er is in elk geval een opmerkelijke verandering van aanpak door de overheid, zeker als je het vergelijkt met de manier waarop linkse milieuactivisten doorgaans worden behandeld. Zou het kunnen dat de overheid sympathiseert met de extreemrechtse xenofobe criminaliteit? Het gevaar van het uit handen geven van het monopolie op geweld, is dat de belaagde groepen zich gaan bewapenen om zich te verdedigen.