vrijdag 12 augustus 2022

notitie 268

13. Montreuil-sur-Mer – Adinkerke 120 km

 

Dit wordt hoe dan ook de laatste dag van mijn fietsreis. Nu telt nog één ding: vanavond in mijn eigen bed slapen (en morgen niet fietsen). Ik vertrek bij het ochtendkrieken want het wordt alweer meer dan heet. Op de televisie zag ik op verschillende plaatsen in Frankrijk grote bosbranden woeden. Dit zal voor mij hoe dan ook de reis zijn dat ik niet me niet langer alleen maar bewust ben van de klimaatverandering, maar dat ik er ook een onbehaaglijke angst voor heb ontwikkeld. Het gaat grondig fout en het komt echt niet meer vanzelf goed. En er is geen ontkomen aan – daar is de wereld te klein voor geworden. Klimaatangst is claustrofobisch en dat je zo vrij als maar kan alleen op een fiets door een geliefd land reist, verandert daar niets aan. Vluchten kan niet meer en aan de andere kant van de heuvel is het gras even dor.

Ik volg de vallei van de Course stroomopwaarts tot aan de bron, meestal vlak naast het mild in tegenovergestelde richting stromende beekje. Mild en lieflijk. Waar komt dat heldere, frisse water toch vandaan, nu het al weken geen druppel heeft geregend? Mijn achterband vormt een constante bron van zorg: zal hij het houden? Indien niet, dan ben ik gejost want een reservebinnenband heb ik niet meer bij en waar kan ik die hier vinden. Na Course waar, inderdaad, de Course ontspringt, wachten een paar stevige kuitenbijters tot Desvres en vervolgens Licques en Ardres. Nu ja, élke kuitenbijter is nu stevig. Na Ardres volgt – oef! – de vlakte. Maar dan is er de tegenwind die maakt dat ik langzaam vorder. Links van me zie ik de eerste wolk in dagen: de smoglaag boven het 10 kilometer noordwaarts gelegen Kanaal.

Na 75 kilometer is het vat af. Ik stop bij een sympathiek ogend etablissement genaamd Au Petit Pêcheur chez Fred – en dat etablissement blijkt niet alleen sympathiek te ogen maar het ook te zijn. Ik doe mij te goed aan een eerlijke biefstuk-friet aan een eerlijke prijs. Wie op weg naar de Côte d’Opale, of ervan terugkerend, iets leuks zoekt om te eten, moet daar maar eens gaan zien: tussen Saint-Folquin en Bourbourg, waar de D229 de Aa kruist. Voor zo’n authentieke zaak, een van de weinige die het nog even uithouden, maak ik graag reclame.

Bon, en daarmee hebben we het zowat gehad. Ik rijd dwars door Dunkerque, nuttig daar aan de binnenhaven de duurste koffie van de hele reis (€ 3,60 – de goedkoopste kostte € 2) en besluit er om in Adinkerke op de trein te stappen. Van daaruit nog eens drie uur tegen de stugge, nu al vele dagen aanhoudende noordooster in beuken, daar heb ik namelijk geen zin meer in. Het is wel geweest. Het eind via Bray-Dunes naar Adinkerke, over een fietspad door de duinen naast een treinspoor dat niet meer wordt gebruikt, loopt ook al niet erg vlot meer en ik ben blij – nooit gedacht dat ik daar ooit blij om zou zijn – in de verte de prettuigen van Plopsaland te zien opduiken.