zondag 28 augustus 2022

notitie 281

KASSAPANNE

 

Er was een probleem aan de kassa. De caissière, een jobstudente, stak niet onder stoelen of banken dat ze het niet leuk vond. ‘Alles wat kan misgaan, is deze voormiddag al misgegaan.’ Het was half twaalf.

Wat was er aan de hand? Er was ‘een internationaal probleem met de betaalkaarten’, legde het meisje voor de zoveelste keer uit aan de zoveelste klant die wat meer geduld dan gewoonlijk had moeten opbrengen. Die zoveelste klant was de man die voor mij zijn aankopen op de band had gelegd. Het meisje scande de goederen en vroeg aan de man of hij cash kon betalen. Neen, dat kon hij niet: het betalen zou met de kaart moeten gebeuren. Dan was het hopen geblazen. ‘Nu eens doet hij het, dan weer niet.’ Zo sprak het meisje. Wij ‘hij’ was, werd niet gespecificeerd. Het systeem? In elk geval een onzichtbare, niet-aanwezige en niet ter verantwoording te roepen entiteit.

Het was een onduidelijke, heikele situatie. Na enkele pogingen lukte het de man om met zijn bankkaart te betalen. Of lukte het ‘hem’, laat ons zeggen ‘het systeem’, om zijn betaling te aanvaarden. De klant toonde zich geduldig ten aanzien van het meisje: zij kon er immers niets aan doen. ‘Ach,’ verzuchtte de studente, ‘niets werkt hier vandaag.’ Ik mengde mij in het gesprekje. ‘Dat is niet juist,’ zei ik. ‘Jij werkt hier toch?’ ‘Ja,’ antwoordde ze. ‘Ik werk hier.’ ‘En jouw collega ook,’ voegde ik er nog aan toe en wees naar de student aan de belendende kassa, met wie de caissière rug aan rug zat en die met dezelfde problemen werd geconfronteerd. Ik bedoelde het goed, maar vroeg me toch af of mijn peptalk goed aankwam. Het meisje begon met het inscannen van mijn boodschappen. Ik stak mijn klantenkaart alvast weg, op die paar spaarpunten zou het niet aankomen.

‘Ik betaal wel cash,’ zei ik. Dat kon ik omdat ik net enkele briefjes was gaan ophalen aan de automaat in mijn bankfiliaal – waar overigens al enige tijd geen levende mens meer te bespeuren valt. Ook hier heeft ‘het systeem’ het overgenomen, blijkbaar. De studente kon mijn inlevingsvermogen en tegemoetkomendheid appreciëren. Nu moest zij naar 24,42 euro teruggeven op de twee briefjes van 20 die ik haar toestopte. Ze tikte het bedrag in, in de verwachting dat de kassalade met muntjes zou openrollen. Dat deed desbetreffende lade niet. Het meisje zuchtte. ‘Werkelijk niets lukt vandaag.’ ‘Niet juist,’ zei ik, ‘daarnet lukte het met de vorige klant.’ Ik voelde me betweterig en betuttelend, terwijl ik enkel maar een hart onder de riem wilde steken. ‘Het ergste is dat iedereen zich dan boos maakt, terwijl ik er toch niets aan kan doen,’ zei het meisje. Opnieuw moest ik haar corrigeren: ‘Maar ik maak me toch niet boos? Dus maakt niet iedereen zich boos!’ ‘Dat is waar,’ zei het meisje. ‘U maakt zich inderdaad niet boos.’ En er kon een glimlach af. Ik had met haar te doen.

Uiteindelijk ging de muntjesbak toch open en kon de interimcaissière me het wisselgeld toestoppen. ‘Nog een fijne dag,’ mompelde ik – maar ik weet niet precies of mijn half ingeslikte wens nog hoorbaar genoeg was. Het meisje was ondertussen alweer met de volgende klant bezig, opnieuw met dezelfde uitleg over het systeem en dat alles al de hele voormiddag misging.