11. Gonneville-sur-Honfleur – Saint-Saëns 117 km
Afscheid nemen deden we gisteren, zo kan ik in alle vroegte en stilte vertrekken. Het licht van de opkomende zon zien weerkaatsen in het glas en het metaal van de vrachtwagens die zich heel traag de helling van de Pont de Normandie op hijsen: dat heeft wel iets. Boven de beemden van het Marais Vernier in de bijna cirkelvormige vroegere Seinemeander hangt nevel.
Pas na 40 kilometer vind ik een eerste bakker die open is. Ik begon wel wat honger te krijgen! Een geschikte plek vinden om te ontbijten is een volgend probleem. In het Forêt de Brotonne staat er alvast nergens een bank. Vlak na het binnenrijden van dat – ruwe schatting – 100 vierkante kilometer grote woud zie ik drie platgereden everbiggetjes op het wegdek. Geen vrolijk zicht, van een ervan zijn de darmen een heel eind uitgerold en van een ander liggen de ribbetjes bloot. Ik krijg het niet over mijn hart er een foto van te maken. Voor het volwassen zwijn dat een eind verderop over de baan wegspurt ben ik dan weer een te trage fotograaf. Ik herken het silhouet zoals het ook door de provincie Luxemburg werd gebruikt op borden langs de weg om zichzelf kenbaar te maken met de slogan ‘Une ardeur d’avance’. Nu gebruiken ze naar verluidt het beeld van een wolf. De waarneming van die levende volwassen ever maakt de treurige aanblik van die drie biggetjes een beetje goed – maar toch niet helemaal.
Ik steek de Seine over bij de abdijruïne van Jumièges. Niet voor de eerste keer doe ik dat. Het is in elk geval, nog los van de herinneringen die ik aan deze plek heb, veel leuker dan een van de drie bruggen te nemen – Normandie, Tancarville of Brotonne. Met de fiets is dat zelfs niet mogelijk, denk ik. En deze oversteek is bovendien gratis: je rijdt gewoon het veer op, dat heen en weer gaat. Zoals veren doen.
Vanaf Jumièges slaat de hitte opnieuw toe en wordt het fietsen meer een karwei dan een vertier. Ik weet het, ik doe het mezelf aan. Het plezier komt achteraf. In een sms’je liet P. weten dat ik ‘fier’ mocht zijn op deze ‘prestatie’. Maar daar gaat het helemaal niet om. Waar gaat het dan wel om? Ik zal er nog eens over nadenken.
Duclair, Pavilly, Clères. Middageten doe ik op de trappen van het kerkportaal van Sierville, *village fleuri* met liefst drie sterren. Bloempotten met opzichtige bloemen erin hebben ze hier genoeg, maar een bank in de schaduw?, ho maar! Nu goed, de gekerstende en aan slechts één kant (daar waar de kerkdeur opengaat) uitgesleten treden zijn comfortabel genoeg. Zo krijg ik ook nog iets terug voor de katholieke indoctrinatie die ik de eerste twee decennia van mijn bewuste leven heb ondergaan.
In Sint-Saëns wordt het tijd om aan overnachting te denken. Maar dat blijkt hier niet evident. Alles in de wijde omtrek, zo leert mijn smartphone, is volgeboekt. Ik bel naar drie hotels in Neufchâtel-en-Bray, waar ik had gehoopt te zullen aankomen, maar vang telkens bot. Een lichte paniek overvalt me. Ik rijd het stadje uit en zie bijna onmiddellijk een wegwijzer naar een chambres-d’hôtes, ‘chez Alice’. Ik volg de wegwijzer én mijn ingeving, en wordt opgevangen door een uiterst charmant koppel. Dat helaas geen plaats meer heeft voor mij, maar dat mij wel doorverwijst naar een gîte in de buurt waar ik wél terecht kan. Maar de mevrouw daar is nog niet thuis, dus hebben we eerst een uurtje vol te maken met kletsen. Geen probleem! We bespreken honderduit het toerisme in de streek, de verschillende nationaliteiten, de teloorgang van het Franse platteland en van het gemeenschappelijke leven… Enfin, de gekende onderwerpen, maar dat geeft niet: Alice en haar man, zij een gepensioneerde bediende van het gemeentehuis en hij gewezen turnleraar en ook gedurende 31 jaar verkozen burgemeester, zijn supervriendelijk en zorgzaam. Het raakt me echt, het doet zo’n deugd door mensen te worden opgevangen en geholpen. Ik zég dat ook, en dat raakt hen dan weer. Uiteindelijk wijst de ex-burgemeester mij zelfs met zijn auto de weg naar de andere gîte. Bij het afscheid nemen noemt hij mij zijn naam, maar die ben ik alweer vergeten. Wanneer ik de mijne noem, weet hij mij te melden dat er Cornets in Saint-Saëns wonen, afstammelingen van een streng-protestantse familie.
De gîte beschikt over een jacuzzi. Het blijkt geen goed idee een scheut douchegel in het water te kappen want wanneer ik het broebelmechanisme activeer, rijst het schuim tot over de rand en vind ik bijna mezelf niet meer terug.