maandag 1 augustus 2022

notitie 257

2. Cambrai – Soissons 120 km

 

Ik ben – letterlijk – niet goed van de reacties op mijn verslag van gisteren. Het duurt zeker 20 kilometer voor ik het met een Messengerbericht van me af kan zetten. Ik krijg een omstandig en min of meer bevredigend antwoord. Nu kan ik mijn reis voortzetten want dit moest echt worden uitgeklaard. Ik pik – *excusez le mot* – het verwijt van seksisme echt niet.

Fietsen dus. Starten deed ik om 7 uur. Gelukkig waait het niet zoals gisteren. De temperatuur valt mee en tot mijn grote vreugde miezert het de eerste uren. Ik houd halt voor mijn ontbijt aan de kerk van Esnes. Tegenover de kerk staat een groot kasteel. Ik herken het, maar van welke reis, en met wie was dat? Hier en daar herken ik plekken die ik vergeten was, en anderzijds zijn er plaatsen waar ik zeker ben geweest maar waar ik niets meer herken. Vreemd orgaan, dat geheugen. Vooral de onzekerheid betreffende ‘met wie?’ is heikel. ‘t Is iets waar je ten aanzien van de betrokkene niet voor durft uit te komen – maar wie was de betrokkene? Was het een man of een vrouw? Sta mij toe daar nu even niet op in te gaan.

Meer-dan-koffietijd! Het is halftien. Ik vind een bar in Bohain. Mannen staan op het trottoir te roken. Dan was het vroeger toch gezelliger. Later op de dag, wanneer ik in Bar PMU Le Maryland in La Fère een tweede *cafè crème* nuttig (voor de schappelijke prijs van 2,60 euro, dat zou je in Brugge niet moeten proberen), heb ik het erover met zo’n buitenroker. Was het vroeger niet veel leuker, toen iedereen aan de zinc stond te paffen, de peuken gewoon op de grond uittrappend? De man, oud genoeg om het nog te hebben meegemaakt, spreekt me niet tegen, maar ik heb niet de indruk dat hij een revolutie gaat ontketenen om de klok terug te draaien. Binnen staat de uitbaatster met doorrookte stem zich te onderhouden met twee klanten die aan de Leffe zitten. Mannen natuurlijk! Ik denk niet dat ze hier altijd naar buiten gaan om aan de nicotineverslaving toe te geven. Misschien doen ze het enkel als er, zoals nu, vreemde klanten in de zaak zijn.

Wat later is het tijd voor een bezoek aan een maïsveld. Dat gebeurt net voor Seboncourt. Reken maar dat de oogst hier overvloedig zal zijn! (Grapje hoor, geen machismo!)

Picknicken doe ik op een speciaal – zo lijkt het wel – daartoe geïnstalleerd bankje tegenover de kerk van Brissy-Hamégicourt. Ik ben wel zeker dat hier nooit een stuk brood uit bakkerij Ignace te Ingelmunster werd verorberd. Onder mij beginnen de mieren al aan de opkuis van de kruimels nog voor ik gedaan heb met eten.

Ik weet niet hoe het komt, maar ik denk al fietsend veel na over vrouwen. Dat doe ik anders ook wel, maar vandaag neemt het nadenken over dit spannende onderwerp extreme proporties aan.

Hier en daar in het landschap: Commonwealth-begraafplaatsen. Deze streek was ooit een slagveld. De grond is verzadigd van jongemannenlijken. De zerken van witte zandsteen staan meedogenloos strak in het gelid. Sommige namen zijn enkel bij God gekend.

De beklimming naar Saint-Gobain is pittig. De bewolking is ondertussen weggetrokken, het begint heet te worden. Mijn waterfles is leeg. Daar moet dringend iets aan worden gedaan. In deze streek zonder winkels – zoals bijna overal in Frankrijk, tegenwoordig – kun je daarvoor niet anders dan een beroep doen op particulieren. Mensen die in de tuin aan het werk zijn, lenen zich het best tot dit Werk van Barmhartigheid. Beneden in Sentvaux vind ik er zo een: een oude man die zich moeizaam vooroverbuigend over zijn bloemenperkje ontfermt. Hij helpt mij graag aan water en doet er, ongevraagd, nog een fris blik cola bij. Dat is uitermate welkom, want straks moet ik nog eens een flinke klim doen. Terwijl ik de cola opdrink, hebben wij een gesprekje. De man werkte als paardentemmer en heeft daar, door de vele valpartijen, kapotte knieën aan overgehouden. Hij heeft ook 24 jaar op de *mairie* gewerkt als *fonctionnaire*. Nu is hij altijd thuis want: ‘Je ne fais pas de voyages.’ Hij vond de Tour voor vrouwen mooier dan die voor de mannen. Hij is zijn hele leven alleen gebleven. Kon hij lekker doen wat hij wou (hier is de seksismepolitie alert): muziek spelen, voornamelijk. Pierre (ik noem hem zo) speelt orgel, accordeon en jachthoorn. Ik mag een foto van hem maken.

Ik fiets nog langs de Abbaye de Prémontré (ook al eens gezien: met wie, wanneer?) en bereik Soissons over een erbarmelijk fietspad naast de overdrukke invalsweg. Telkens ik in een put of over een slecht uitgevlakte asfaltaanvulling rijd, doet mijn achterste pijn. Ik heb veel en vaak pijn. Het hotel dat ik eerder op de dag heb gereserveerd heet Le Rallye. Eten doe ik in het centrum, aan de overkant van de Aisne: een flink stuk vlees met frieten en salade. Ik vrees de hitte van morgen. Ik neem me voor vroeg te vertrekken en ook vroeg te stoppen.