wolkenfragmenten uit Robert Walser, De bediende
4348
Dan werden de hemel, de wolken, de hellingen, de geiten, koeien, koeiebellen en de bergen beschreven. (19)
4349
Hoe rein en mooi waren de witte, frisse wolken. (21)
4350
Witte, kleine wolken schijnen dan uit haar kinderhemel weg te zweven, en ergens, gelooft men, moet iemand plotseling begonnen zijn harp te spelen. (99)
4351
Grote, onbestemde wolken hingen somber aan de hemel. (162)
4352
Wolken en winden joegen er ook nog rondom huize Tobler, en zo lang deze produkten der schepping zin hadden om daar te blijven, hoefde het de bediende ook niet tot weggaan aan te sporen. (177)
4353
Ze zijn soms opstandig en slaan hun water en golven kwaad sissend tegen elkaar, maar die veranderen zich noch op een dag in wolken noch op een nacht in wilde paarden. (180)
4354
Ze praatten zo zacht, deze dagen, ze waren volstrekt niet kwaad op het huis van Tobler, integendeel, ze schenen het van hoog en van ver, in de gestalte van wolken en genieën, te willen beschermen, het toe te lachen en te willen troosten. (209)
4355
En dan stond hij plotseling weer voor Toblers huis, keek van beneden ertegenop en zag hoe de koude maan het betoverde, terwijl de halfdonkere nachtwolken er omheen vlogen, grote, treurende, maar lieftallige vrouwen gelijk, om het schijnbaar naar omhoog te trekken, om het zich op schone wijze te laten oplossen. (251)