maandag 25 oktober 2021

notitie 13

VERBLEEKT FLUO

 

De boekenverkoop in de openbare bibliotheek van mijn stad leverde een pijnlijke verrassing op, een les in bescheidenheid. Ik vond er, vreemd genoeg tussen de afgedankte, afgevoerde, gedesavoueerde en ‘uitgelezen’ romans, het exemplaar van mijn Schrikkel 12, een dagboek van het jaar 2012 met telkens een foto en een daarbij horende tekst dat ik in een beperkte oplage maakte en waarvan de bib zo vriendelijk was om één exemplaar af te nemen – al heeft dat niet meteen met vriendelijkheid te maken maar gewoon met het beleid om alle boeken van Brugse auteurs, ook al zijn ze in eigen beheer gemaakt, in de collectie op te nemen. Ik griste het snel mee en hoop er nu iemand een plezier mee te kunnen doen. Daarmee was het boek meteen uit het zicht – je voelt je toch maar bloot als je daar tussen al die afdankertjes ligt.

Het was meteen een goede gelegenheid om nog eens door het boek te bladeren en me bij menige foto en tekstje de bedenking te maken ‘verdorie, is dat ook alweer negen jaar geleden’. (Hier kunt u zich een idee vormen.)

Een van de foto’s is die van 17 juli waarop te zien is een memoblaadje met daarop de items waaraan een mens die zijn reisbagage aan het pakken is moet denken: ‘tent’, ‘bestek’, ‘hygiëne’ en nog meer van die trefwoorden staan erop. Ik vond dat blaadje wel handig en prikte het aan de muur, om het bij volgende reizen te kunnen raadplegen. Aan die muur hangt het nog steeds, al zijn de fluokleuren van de markeerstift waarmee ik de rubriekjes afvinkte nu helemaal weggebleekt.

Vreemd genoeg lees ik dan net vandaag in Met uitzicht op zee van Eric de Kuyper een toepasselijke passage. De Kuyper heeft het over Marguerite Duras. Hij vindt ze ‘op haar best wanneer ze het heeft over banaliteiten’. En dan geeft hij een voorbeeld: ‘Hoe ze bijvoorbeeld over een boodschappenlijstje schrijft, dat ze in een van haar huizen na zoveel jaren en zoveel andere bewoners terugvindt! Je moet maar durven; je moet het maar kunnen om van een kattebelletje een levensdocument te maken!’ (107)

En dan is er vandaag iemand die feedback geeft op De elfde teen: de manier waarop ik daarin de fruitschaal bij mijn moeder had beschreven was haar bijgebleven, hoe ik, ondanks de gewoonheid van dat voorwerp zorg had besteed aan de gedetailleerde beschrijving ervan. Dat vond zij een kwaliteit – en dat vind ikzelf ook. Uiteindelijk zijn de items in onze levens in grote mate gelijklopend – het is maar in de manier waarop je ze toont dat je ze boven zichzelf kunt uittillen en dat je je als schrijver kunt onderscheiden.

Veel De Kuyper heb ik dit keer niet op de boekenverkoop aangetroffen. Ik denk dat de meeste ‘overtollige’ exemplaren al bij vorige gelegenheden zijn ‘afgedankt’, ‘afgevoerd’, ‘gedesavoueerd’ of ‘uitgelezen’. Dat laatste eufemisme, gestempeld op de titelbladzijde van de voor een habbekrats te koop aangeboden exemplaren, is er gekomen op aangeven van een lezeres die vond dat het strenge ‘afgevoerd’ te akelige associaties opriep.

 


 

Eric de Kuyper, Met uitzicht op zee, 1997.