zondag 3 oktober 2021

Éric Vuillard, 14 Juillet

Disette, treille, tringlot, des anges joufflus, une serpeMijn Frans is redelijk goed maar in elk geval niet goed genoeg om 14 Juillet van Éric Vuillard zonder woordenboek te kunnen lezen. Nu ja, er waren in dat boek zoveel woorden die niet tot mijn vocabulaire behoren dat ik op de duur enkel nog opzocht wat mij noodzakelijk leek om de verhaallijn niet te lossen. Had ik het dan beter in de Nederlandse vertaling gelezen? Misschien wel, maar ik hoorde dat die niet schitterend is. Wat mij niet verrast want dit boek van Vuillard vertalen moet aartsmoeilijk zijn.

14 Juillet is, voor zover ik er dan toch genoeg van begrepen heb, een schitterend verslag van de bestorming van de Bastille, iconisch epicentrum van de Franse Revolutie, en de omstandigheden die ertoe hebben geleid.

De inzet van dit récit (verslag) is hoog. Hoe kan in een boekje van nauwelijks tweehonderd luchtig bedrukte bladzijden zo’n complexe gebeurtenis worden geëvoceerd? En niet alleen dat. Vuillard biedt veel meer dan een historische schets: hier worden ook pertinente ideologische standpunten ingenomen, bijvoorbeeld dat de weg naar de vrijheid onvermijdelijk langs de massa én langs de kassa van het geweld moet passeren.

De grote literaire kwaliteit van 14 Juillet hangt onlosmakelijk vast aan de inhoud – en die congruentie van vorm en inhoud is meteen de grote sterkte van het boek. Wat Vuillard presteert is enorm: hij slaagt erin om met relatief weinig woorden een indruk van massaliteit en chaos op te roepen. Hij haalt daarbij alle mogelijke stijlregisters boven. Herhalingen, het isoleren van willekeurige kleine elementen uit een veelheid aan mogelijkheden, schier oeverloze opsommingen, een zeer divers vocabulaire… Dit alles is pertinent want inderdaad, de Franse Revolutie gaat over de relatie tussen individu en totaliteit, over een ommekeer van machtsverhoudingen: van het bewindvoeren door enkelingen (‘une poignée de privilégiés’ (118)) naar een democratische staatsinrichting. De Franse Revolutie doorbreekt een eeuwenoude maatschappijstructuur; zij brengt de ineenstorting van het uit drie standen opgetrokken gebouw van de macht – en dat gaat gepaard met veel stof, kabaal en gedruis.

Dat is het beeld dat Vuillard ophangt. De bestorming van de Bastille is een ongeregeld evenement, een – letterlijk! – samenloop van niet vooraf uitgezette omstandigheden; het had allemaal heel anders kunnen lopen. Het is een chaos, een kladderadatsch. In de kolkende massa verzinken talloze naamloze individuen voorgoed – en ze laten minder sporen na dan een vlieg (‘qui n’a pourtant pas laissé plus de traces qu’une mouche’ (85)). De vrijheidsbrengers zijn anonieme, gewone mensen, van wie we vaak niet meer weten dan de naam, de leeftijd, de geboorteplaats en eventueel het beroep. Maar heel vaak niet eens dat. ‘Et combien d’autres dont les noms tombèrent à l’oubli? Nul ne le sait. Nul ne les connaît. Sans eux, pourtant, il n’y a pas de foule, pas de masse, pas de Bastille.’ (92)

Daarom hecht Vuillard zoveel belang aan namen. Door de namen (‘les syllabes de la vérité’ (86)) op te sommen tegen een achtergrond van die anonieme massaliteit, evoceert hij wat daar werkelijk gebeurd is, op 14 juli, in Parijs. En op die manier zegt hij ook iets over de functie van literatuur, die meer is dan een geschiedschrijving à la Michelet, en zeker dan de dodenregisters die zijn neergepend door een slaperige klerk in een gortdroog proces-verbaal. Niet daar resideert de waarheid, maar toch veeleer in de muzikaliteit van de opsommingen, in het grootse gebaar van de literaire beschrijving, in de kunst. De verbeelding – ‘Il faut imaginer ça.’ (73) – benadert de historische waarheid dichter dan de overgeleverde notitie van een bureaucraat of een getuigenis. ‘[N]ous pourrons bien interroger minutieusement les mémoires, parcourir les témoignages, lire les récits, les journaux, éplucher les procès-verbaux, on ne trouvera rien. (…) La vérité passe à travers nos mots (…).’ (64-65) ‘Il faut écrire ce qu’on ignore.’ (83)

Democratie heerst waar de taal vrij is, waar kunst mogelijk is. De lijken op de binnenplaats van de Bastille en van alle plekken waar voor vrijheid is gestreden komen tot leven wanneer iemand hen een naam geeft en er vervolgens alles aan doet om die naam te bewaren.

 

Éric Vuillard, 14 Juillet (2016)