De zussen Julienne en Jeannot houden de boekhouding bij van het gezamenlijke verblijf aan zee. Gezamenlijk wil zeggen: de zussen, de moeder (Bontje), enkele aangetrouwde manspersonen en uiteraard de hele rist ‘kinders’, de neefjes en nichtjes die elke dag, weer of geen weer, op het strand doorbrengen om zoveel mogelijk van de gezonde lucht te profiteren die ze in Brussel moeten ontberen. De naamloze ‘hij’ (derde persoon), zoon van Julienne en tantezegger tegen Jeannot, is er een van. Vanuit zijn gezichtspunt, nog dicht tegen de bodem aan, zien we hoe de grote familie gedijt in Oostende. We schrijven kort na de Tweede Wereldoorlog: er staan nog villa’s op de dijk en nog niet alle oorlogsschade is al geruimd.
Jeannot is even slordig als Julienne nauwgezet is. Waar Julienne spaarzaam is, kijkt Jeannot op geen cent. Het geld moet rollen, en wanneer haar portemonnee op de grond valt en haar centen over de vloer kletteren, schiet ze in een lach en roept uit: ‘et vogue la galère!’. Ja, in het Frans, want Jeannot is Franstalig.
Et vogue la galère! Dat doet bij mij een belletje rinkelen. Ik heb dat ooit ergens zien staan, maar waar? En wat betekent het overigens? Galère, dat heeft met scheepvaart te maken. En vogue, daar zit beweging in. Ik zoek de uitdrukking op in mijn Van Dale Frans-Nederlands vertaalwoordenboek en vind iets in de zin van: ‘Laat het spel maar beginnen, we zien wel waar we uitkomen.’ Of: ‘Vooruit met de geit, goed kome het uit.’
Maar daarmee weet ik nog niet welke bel daar rinkelde.
Het antwoord moet ik niet ver zoeken. In mijn werkkamer ligt achter mij al meer dan een jaar een vuistdik onuitgegeven typoscript op lectuur te wachten. Ik moet het lezen in functie van de autobiografie die ik aan het schrijven ben. De titel van het boek – want dat is het: een boek – luidt: El Camino. En de ondertitel: Et vogue la galère!
We zijn er. De auteur van het boek is mijn vader. Hij schreef het na zijn voetreis naar Compostela, ergens in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Met de baldadig-vrolijke uitroep op het voorplat van zijn boek toont hij zich – bien étonnés de se trouver ensemble – een verre verwant van de tante Jeannot van Eric de Kuyper die in een lach schoot wanneer haar centen over de grond rolden. Daarmee kleurde zij buiten de lijntjes van het burgerlijke bestaan – en dat was precies wat mijn vader kort na zijn vijftigste deed toen hij opeens besloot om, toen dat nog niet in de mode was, te voet naar Compostela te trekken.
Erik de Kuyper, Aan zee, in: In de zon uit de schaduw, 32
Fernand Cornet, El Camino. Et vogue la galère! Onuitgegeven typoscript.