woensdag 27 oktober 2021

notitie 15

In de film Avant l’Hiver van Philippe Claudel is er een passage die op het eerste gezicht buiten de film valt, maar die er welbeschouwd de kern van uitmaakt. De hersenchirurg Paul (Daniel Auteuil) heeft de avond voor een ingrijpende operatie een gesprek met zijn patiënte, een oudere dame. Zij vraagt een onderhoud onder vier ogen aan, de chirurg stuurt zijn gevolg van assistenten en verpleegsters de ziekenkamer uit. Dat hij dit privilege toestaat, onderstreept de ernst van de operatie.

De patiënte komt meteen ter zake (vanaf ongeveer minuut 27 in de film): zij beseft dat een hooggespecialiseerde hersenchirurg onmogelijk veel tijd kan vrijmaken voor een eenvoudige vrouw – ook al ligt haar leven in zijn handen. Ik tik even uit wat de vrouw, in een ononderbroken monoloog, zegt.

‘Dit is wat ik u wil zeggen. Mijn ouders heetten Mordechai en Stania Malek. Ze kwamen uit Lublin in Zuid-Polen. Ze kwamen in 1928 in Frankrijk aan. Mijn zusjes heetten Brinia en Stefka, mijn broertjes Viktor en Schlomo. Ik was het nakomertje. Ik ben in Frankrijk geboren. Mijn vader was kleermaker, mijn moeder werkte met hem samen. Ze gingen in Parijs wonen, in de rue des Amandiers, nummer 53. Toen de politie hen in de zomer van 1942 oppakte, was ik bij een buurvrouw die op me paste. Mijn broers en zusjes werden van school gehaald. Ik was nog te jong. Ze zijn allemaal omgekomen daarginds. Ze hebben wolken van hen gemaakt. Ik bezit geen foto’s of voorwerpen. Ik heb niets. Ik ben nooit getrouwd. Ik heb nooit kinderen gekregen. Ik heb hier nooit eerder met iemand over gepraat. Ik vertel u dit omdat… Indien ik morgen sterf, zou ik willen dat iemand weet dat zij hebben bestaan, dat iemand tenminste één keer hun naam heeft gehoord: Mordechai, Stania, Brinia, Stefka, Viktor en Schlomo Malek. Misschien zitten ze wel in de tumor die u nu zult wegnemen. Ik ben bang dat als u daarin slaagt, ik ze me niet meer zal herinneren.’

De voornaam van deze mevrouw Malek vernemen we vreemd genoeg niet.

De hoofdverhaallijn van de film ligt elders. Paul is getrouwd met Lucie (Kristin Scott Thomas). Het koppel heeft de middelbare leeftijd bereikt, de kroost is het huis uit. Paul heeft geen tijd en als Lucie niet in haar landschapstuin bezig is, verveelt ze zich in een uit beton en glas en tussen de parkbomen opgetrokken villa die zo geplukt lijkt uit een van de modieuze architectenbladen die bij mijn tandarts in de wachtkamer liggen. Het is een modelhuwelijk, met alle voorspelbaarheid, seksuele insufficiëntie en communicatiearmoede van dien. Op een dag geraakt Paul verstrikt in de netten van een zekere Lou (Leïla Bekhti), een twintigjarige ‘van kleur’ of ‘met migratieachtergrond’ – hoe moet je dat tegenwoordig zeggen. Ondanks haar evidente charmes leert Paul haar op een totaal andere manier kennen dan het cliché voorschrijft: hij belandt niet in haar bed maar ontdekt dat Lou een totaal vereenzaamde, in de grootstad verdwaalde vrouw is, die, indien zij zou verdwijnen, door niemand zou worden herinnerd. Hij beseft dat het belangrijk is dat hij ervoor zorgt dat haar naam blijft bestaan omdat er anders niets van haar overblijft.

 

*

 

Tot mijn verbazing schreef ik eerder, acht jaar geleden, al iets over deze film. Toen zag ik, een vroegere versie van mezelf, hem toch ánders!