vrijdag 31 december 2021

notitie 71

WAAR EN WIE IK BEN

 

Het overkomt me nog niet zo vaak, maar toch wel met toenemende frequentie. Dan gebeurt het dat ik totaal gedesoriënteerd uit een of andere slaap ontwaak, in de greep van een onderwerp- en voorwerploze angst. Deze angst concretiseert zich vervolgens in de vrees dat het niet meer opnieuw goed komt, dat ik – het is er terug, dat ik, want het terugkeren van dat zelfbesef voltrekt zich samen met dat concretiseren – nooit meer zal weten waar ik me precies bevind, wat me is overkomen, hoe ik in deze situatie ben verzeild geraakt.

Ik probeer preciezer te zijn. Ik vertel hoe ik het deze namiddag heb ervaren.

Ik ben een paar dagen te gast bij een vriend. Ik vertoef dus niet in mijn normale habitat. Er is maar één slaapkamer, dus maak ik bivak op de uitklapbare bedbank in de woonkamer – waar we geregeld ‘s avonds samen een film bekijken. Na de film trekt mijn vriend naar boven en kruip ik in mijn provisorisch bed. Zo ook doe ik, in datzelfde bankbed, een siësta na de middagwandeling en het eten van een lichte maaltijd. Zoals vandaag. We waren gisterenavond laat beginnen kijken naar Un conte de Noël van Arnaud Desplechin, dat leek wel toepasselijk voor een 25 december, en misschien had ik wel dat ene glas rood te veel gedronken waardoor ik vandaag met haarpijn opstond, en de middagwandeling vanuit Villerville langs de monding van de Seine en daarna terug op het geaccidenteerde pad bovenop de Falaises des Roches Noires had me ook wel wat vermoeid – ik viel bijgevolg als een blok in slaap en werd pas een uur later wakker. En toen was het dat me overkwam wat ik hierboven beschreef: die twee of drie seconden dat ik totaal niet wist waar ik was, ja zelfs wie ik was. Een onderwerploze angst, waarmee ik bedoel dat het een angst was die in zekere zin ruimer was dan mezelf, die mij als het ware verzwolg en omvatte, een angst waarin ik geheel verdween, om pas daarna stilaan terug te keren en tegelijkertijd met dat terugkeren die angst in vrees te voelen omslaan, de vrees dat die angst me niet zou loslaten, dat ik niet zou terugkeren, dat ik niet meer zou kunnen zijn wie ik was. Wie ik ben.

Akelig was dat. De schrik sloeg me rond het hart, dat er letterlijk van schrok en een slag oversloeg. Zo moet het zijn, dacht ik achteraf, zo moet het zijn wanneer... – ach neen, laat maar. Ik ben er terug. Ik ben terug waar ik ben en wie ik ben. Ik ben opnieuw ik.

6323

Ambleteuse (F) - 211113

 

6322

Ambleteuse (F) - 211113

 

wolken 4458-4465

wolkenfragmenten uit Guy de Maupassant, Het varken Morin

4458

Wolken komen uit het noorden en razen als gekken door een donkere hemel, de wind huilt. (20)

4459

Het witte stof uit de wolken bedekte ons helemaal, smolt niet meer op de kepies noch op de jassen, maakte spoken van ons, net schrikbeelden van dode soldaten. (58)

4460

Een koude wind veegde de wolken weg en een bleke rossigheid verspreidde zich in het oosten, als bij het wassen van een aquarel. (60)

4461

De hoge zee rolde haar schuimkoppen, grote donkere wolken kwamen met nog veel meer regen van de horizon aanwaaien. (71)

4462

Ze keken naar de grote bomen die gebukt gingen onder de bui, de uitgestrekte vallei, in nevelen gehuld door de ontlasting van die donkere laaghangende wolken, en in de verte de klokkentoren van de kerk, als een grijze spits in de slagregen opgeheven. (82)

4463

Buiten stond een harde wind, een loeiende en razende herfstwind, zo’n wind die de laatste bladeren doodt en ze meeneemt naar de wolken. (149)

4464

Voor ons leek iets grijs, nog onduidelijk in de beginnende dageraad, een soort opeenstapeling van rare, puntige, gekartelde wolken op de zee te rusten. (205)

4465

De avond viel twee uur te vroeg, zo bewolkt was het. Ik had een boer tot gids, die naast me liep, over een piepkleine weg, onder een gewelf van sparren waaraan de ontketende wind gehuil ontlokte. Tussen de toppen zag ik losgeslagen wolken voorbijschieten, geschrokken wolken die op de vlucht leken voor een dreiging. (295)

 

donderdag 30 december 2021

notitie 70

WERELDEN

 

Het FlixBus-station in Parijs ligt tegen het Parc de Bercy aan. We stappen de knalgroene bus uit, het park in, en belanden meteen in een andere wereld en daarna in een volgende en zo van de ene wereld in de andere.

Het eerste wat we te zien krijgen is een openluchtgym met rek- en strektoestellen waar (zwarte) jongemannen (van kleur) hun perfecte lijven hyperperfectioneren. De zwaartekracht tartend hijsen ze zichzelf op aan een ijzeren staaf die zo hoog bovenop twee palen bevestigd is dat ze er zonder sprong niet bij geraken. Dan laten ze zich weer zakken, blijven een eind helemaal uitgestrekt hangen en tillen vervolgens hun volle zeventig of tachtig kilo opnieuw naar boven – tot ze met gestrekte armen, schouders boven de staaf, zichzelf een eind in evenwicht houden, en dat een paar keer na elkaar. Ik begin me er ongemakkelijk bij te voelen: niet alleen zal ik zoiets nooit meer kunnen, het dringt tot me door dat ik het zelfs nooit gekund héb.

We stappen het park in. Hier en daar staan uitklapbare eenpersoonstentjes opgesteld, van het soort dat festivalgangers te onzent op het terrein achterlaten omdat het te lastig is om ze op te plooien, en in een hoek van het park staan er een heleboel bij elkaar, alsof ze daar met een reusachtige bezem zijn samengeveegd. Naast sommige van die tentjes staat een stoel: een openluchtsalon. Plastic zakken, vuilniszakken. Sporen van bewoning. Hoe dichter we bij de samengeveegde hoek komen, hoe meer donkere mannen we zien. Geen bodybuilders of gezondheidsfreaks dit, maar gewone jongemannen, vaak ongeschoren, schuilgaand onder een pet, goedkope sportkledij in felle kleuren. Sans papiers.

Langs enkele voorlopige constructies, misschien een vaccinatiecentrum, komen we bij het Palais Omnisports. Lange rijen wachtenden. Mensen die er vermogend uitzien, schoon volk. Het begin van de rij staat bij de ingang van de sporttempel. De deuren zullen dra opengaan. Ik vraag wat er gaande is. Tennis. Wie speelt er? Een grapjas die graag de draak steekt met toeristen (ik herken dat) antwoordt dat Sarkozy speelt tegen Macron. Nus, tous les deux. Waarom zegt die man dat, ik vat dat niet. Ik antwoord dat ik liever een gemengd dubbel had gezien, met ook Carla en Brigitte erbij. De man kan mijn return van zijn dropshot wel smaken. ‘Mais non, sérieux.’ En dan zegt hij dat vanavond Djocovic speelt. Vandaar die lange rijen. Novak Djocovic lokt veel volk. Hij is een publiekstrekker. Zal vanavond wel niet in een uitgooitentje slapen, veronderstel ik.

Wat verderop zien we langs het Canal Saint-Martin nog meer van die tentjes. Een ervan heeft een volledig bankstel in verstorven en door de regen geteisterd wit leder naast zich staan. Afgedankt comfort is voor sommigen een grote luxe.

We zien veel daklozen in Parijs. Iedere keer meer. Duizenden moeten er zijn. In Brussel zijn er vijfduizend, hier misschien vijftig- of honderdduizend, wie zal het zeggen, wie zal ze tellen?

 

211106