Hij volgde haar aanwijzingen op en vond een jonge zwarte
vrouw aan een stalen bureau dat vol stond met beelden van trouw en solidariteit
in gouden lijsten, kinderen en ouders, een sombere bruine jongen in een bruin
militair uniform, een lachend gezin aan de oever van een meer; er was zelfs een
foto van een huis, een gewoon klein buitenhuis ergens, met een groen gazon
ervoor. Ze las Richards beëdigde verklaring zonder commentaar. Hij onderdrukte
zijn drang om haar zijn excuses aan te bieden. Ze vroeg zijn rijbewijs en
vergelijk het gezicht erop met het zijne. Ze overhandigde hem een pen en
plaatste een rode stempel van onherroepelijkheid naast zijn handtekening. De
rode bal hing nog in de lucht, ergens in een doos met dia’s die hij nooit meer
zou zien (…)
John Updike, Een
huwelijk in afleveringen, 180-181