‘Postmodern’ is zo'n woord. Het werd en wordt nog steeds te
pas en te onpas gebruikt, misbruikt, opgebruikt. Het woord ‘postmodern’ is
zichzelf voorbijgelopen. Het heeft zichzelf een voetje gelicht. Het is een
cliché geworden, en zelfs dat te zeggen, is een cliché geworden.
Maar het had niet gehoeven. We hadden het woord ‘postmodern’
misschien zijn trieste afgang kunnen besparen, als we het op tijd hadden
uitgevonden. Want wat staat op bladzijde 27 van het eerste deel van Robert
Musils De man zonder eigenschappen te
lezen? Dit: “de bekende onsamenhangendheid van ideeën en de wijze waarop deze
zonder middelpunt uitdijen, die zo kenmerkend is voor de tegenwoordige tijd en
er de bizarre aritmetica van uitmaakt, die in steeds kleinere getallen
verstrikt raakt zonder een eenheid te bezitten”.
Vreemd toch. Herlees het nog eens. Musil, niet alleen op die
plek zeer vooruitziend, geeft wat een definitie zou kunnen zijn van
postmoderniteit. Maar de ‘tegenwoordige tijd’ waar hij het over heeft, is
allang vervlogen.
Welbeschouwd was het woord ‘postmodern’ al voorbijgestreefd
nog voor het in voege was.
Eerder gepubliceerd in De
Standaard van 20 februari 1995