vrijdag 13 februari 2015

David Nicholls, Wij



Ik ga eens meer van die boeken lezen die ik vanuit een al dan niet misplaatste intellectualistische attitude altijd ver van mij af heb gehouden. Boeken die zich al door de manier waarop ze zich presenteren, hun lay-out, de wervende quotes op de cover, de barnum, de stapels in de boekhandel, hun niet weg te branden polepositie in de toptienen en het gehypete sfeertje errond aan hun lezer als een ‘must read’ opdringen. Boeken die niet meteen een highbrow literaire pretentie uitstralen maar die wel – naar verluidt – een eenvoudig leesplezier garanderen.

Wij van David Nicholls is, denk ik, zo’n boek en ik zou het nooit gelezen hebben mocht ik niet een paar maanden geleden – ik weet niet meer waar en door wie geschreven – een uitermate lovende recensie hebben gelezen, een waaruit ik onder meer, zo herinner ik me nog, opmaakte dat de roman van Nicholls me, vanwege zijn thematiek, persoonlijk zou aanspreken.

Ik heb heel erg genoten van Wij (oorspronkelijk Us, voortreffelijk naar het Nederlands vertaald door Carolien Metaal).

Een Engelse wetenschapper in zijn midlife – jaja! – probeert zijn huwelijk te redden door met zijn kunstzinnige echtgenote en zijn enige, zeventienjarige, zoon een reis langs Europese steden te maken: Parijs, Amsterdam, München, Venetië, Rome, Madrid, Barcelona. Het verslag van deze grand tour vormt het kader waarin Nicholls het verhaal van een huwelijk ophangt: hoe een relatie tot stand komt en verwordt; de psychologie van een huwelijk waarvan de partners totaal andere leefwerelden hebben; de conflicten die ontstaan wanneer een kind door vader en moeder niet vanuit dezelfde pedagogische principes wordt opgevoed; pedagogische principes die zelf in de voorgeschiedenis geworteld zijn; de psychologie van het opgroeiende kind; de generatiekloof tussen de babyboomgeneratie en de internetgeneratie. Nicholls stoffeert zijn verhaal met kunsthistorische beschouwingen over onder meer de Mona Lisa, Het vlot van de Medusa, L’Origine du Monde, de Nachtwacht en Guernica, en over de volksaard of de specifieke kenmerken van de aangedane landen en steden – dat laatste gelukkig zonder zich over te geven aan al te gemakkelijke veralgemeningen, laat staan karikaturen.

Je zou kunnen inbrengen, vanuit een zogenaamd ‘ernstige’ literatuuropvatting, dat Nicholls er niet echt in slaagt om een dwingende thematische integratie te bewerkstelligen tussen zijn verhaal en thematiek enerzijds en de bezochte landen, steden en kunstwerken anderzijds – maar eigenlijk krijg je nooit het gevoel dat hij zoiets nastreeft en bovendien moet je je afvragen of zoiets überhaupt mogelijk zou zijn zonder dat het opzichtig zou worden, zoals een enkele keer wel het geval is, bij het verslag van het bezichtigen van Saturnus, zijn zoon verslindend van Goya. Ook ketsen strenge literaire criteria af op het feit dat dit verhaal een paar keer bijna in een burleske ontspoort. En een andere kritiek zou kunnen zijn, vanuit diezelfde ‘serieus-literaire’ vooringenomenheid, dat een bredere – filosofische, ideologische – situering en stellingname nagenoeg volledig ontbreken. Dat zijn al bij al vrij fundamentele bezwaren, maar ze hebben niet kunnen verhinderen dat ik me met dit boek bijzonder goed heb geamuseerd. En dat heeft alles te maken met de vaart, de onverwachte wendingen, de uitstekende karaktertekeningen en de fijne humor. Geen dolle pret, maar een ingehouden, intelligente en goed gedoseerde humor die altijd gebaseerd lijkt op een groot, waarschijnlijk op persoonlijke ervaringen gebaseerd inlevingsvermogen. Want dat voel je toch voortdurend, hoe akelig ook ze soms zijn en handelen: een grote sympathie en zelfs mededogen van de auteur ten aanzien van zijn personages.

David Nicholls brak door met One Day (De eerste dag, vijf miljoen exemplaren wereldwijd) en ik denk dat ik daar maar eens naar op zoek ga. Proust, Musil, Mann, Pynchon et tutti quanti hebben nu al zo lang gewacht, dit zullen ze er nog wel bij nemen. Ik ben toe aan lichte lectuur.