wolkenfragmenten
uit David Nicholls, Wij
1396
En zo reisden we in wat ik verkoos te
beschouwen als een aangename stilte verder, glipten we via de achterdeur Londen
uit en kwamen weer boven in een treurig landschap van hoogspanningsmasten en
snelwegen, een plotselinge glimp van een rivier – de Medway? – vol mokkende
motorjachten in de bewolkte Engelse zomer, gevolgd door weer een
onsamenhangend bosgebied en toen weer de snelweg. (67)
1397
Het weer was omgeslagen en onder het
laaghangende, dichte wolkendek was het benauwd in de stad.
(116)
1398
Een foto waarop hij op een of andere
rivieroever lag, op een bewolkte dag in een voorgaande zomer, met een
knokig, bleek lichaam waarop kippenvel zichtbaar was, gevolgd door een reeks
kiekjes met zwaaiende armen en benen aan een touw waarmee hij boven de rivier
slingert. (260)
1399
Natuurlijk geloof ik niet in een leven
na de door, maar als hij vanaf een of andere wolk neerkeek op de trein
naar Siena, zou hij vermoedelijk wel een van zijn oude favoriete opmerkingen
mogen maken: Zie je nou wel? Zie je nou? Zo slim ben je nou ook weer niet, hè!
(300)
1400
Alles was scherp en helder, de lucht
puur, geen wolkje te zien, en ik besefte hoe relatief nieuw deze
ervaring voor de mensheid was, de mogelijkheid om de aarde zo uitgespreid te
zien, en hoe zelfgenoegzaam we daarover deden. (336)
1401
We reden in westelijke richting onder
een bewolkte hemel. (339)