In hun gloriejaren hadden The Beatles ons huis niet weten te
vinden. Opnames, in welke vorm dan ook, had ik niet tot mijn beschikking. Het
kwam niet eens in me op om daarnaar te streven, ja zelfs om ook maar te denken
dat zoiets mogelijk zou zijn: dergelijke muziek in huis te halen en er dan ook
naar te luisteren! Het bleef bij een op tijd en stond opgevangen flard. Hoe
sterk deze muziek was en nog altijd is, bleek alleen al uit het feit dat ik deze
flarden jaren later, toen ik eindelijk een onbeperkte toegang tot het
Beatles-corpus had weten te forceren, altijd herkende.
Het aanvankelijke embargo op prikkelende ritmes en
ongehoorde melodieën prikkelde natuurlijk mijn verlangen. En toen deze prikkel daarbovenop
nog eens werd geërotiseerd, transformeerde mijn verlangen in een onstuitbare begeerte.
Het moet in 1972, ten laatste 1973 zijn geweest dat ik
erachter kwam dat Martientje Parmentier zomaar over de hele Beatlescollectie
beschikte. Maar ik moet natuurlijk eerst vertellen wie Martientje Parmentier
was. Wacht, ik vertel het straks. Martientje Parmentiers veel oudere broer, die
met zijn lange haar, baard en ziekenfondsbrilletje zijn best deed om op John
Lennon te lijken, was dj en had alle Beatles-langspeelplaten. En alle goddelijke
muziek daarop – van ‘Love Me Do’ tot ‘Let It Be’ – had hij voor zijn door mij
aanbeden zusje op grote Grundig-spoelbanden overgezet.
Ik zou pas later beseffen dat mijn gevoelens voor Martientje
Parmentier een naam hadden – en dat ik die gevoelens altijd zou blijven herkennen.
Hoewel Martientje Parmentier allerminst van plan leek om op
mijn niet als dusdanig geïdentificeerde en allerminst geuite gevoelens van
verliefdheid in te gaan, was dit prachtige meisje, dat één jaar ouder was dan
ikzelf en dus veel volwassener, dat prachtig blauwzwart lang haar had en een
heel fraai gezichtje, en dat op het eind van de straat woonde, zeer
onbereikbaar op een eerste verdieping boven de gelijkvloerse opslagplaats van
haar vader, een snoepgroothandelaar die rondreed met een goudkleurige Opel
Diplomat (waarvan een miniatuurexemplaar in mijn autootjescollectie op mijn
speciale belangstelling mocht rekenen) – was dit prachtige meisje zei ik, dat,
zonder daar ooit zelf enig benul van te hebben, de ultieme referentie zou
worden voor al mijn latere verliefdheden (waarschijnlijk vooral doordat ik haar
nooit had weten te benaderen) – was dit prachtige meisje dus bereid om aan mij
haar Beatlescollectie uit te lenen. Zodat ik een kopie kon maken.
Dat geschiedde als volgt. Ik beschikte inmiddels over mijn
allereerste cassetterecorder en ik wist mijn zus ertoe te overhalen om voor één
keer haar spoelbandopnemer, waarmee ze de kleinkunst-lp’s die ze uit de Brugse
bibliotheek ontleende opnam, een paar dagen aan mij af te staan. Het plan was
eenvoudig en zou evenveel tijd in beslag nemen als nodig was om alle op
Martientjes spoelbanden opgenomen Beatles-lp’s (de complete catalogus!) op cassetjes
over te zetten. Mijn cassetterecorder beschikte enkel over een microfoon, niet
over een draad om ‘rechtstreeks’ op te nemen, dus moest ik ervoor zorgen dat er
geen omgevingsgeluiden waren die mijn opname zouden verstoren. Ik wachtte dus
tot ik alleen in huis was om de klus te klaren en plaatste mijn microfoontje
dicht tegen een van de twee luidsprekers.
Voor de eerste lp’s vormde deze werkwijze niet echt een
probleem: die waren opgenomen vóór de ontwikkeling van de stereotechniek. Maar voor
alles vanaf ik denk Beatles For Sale of
Rubber Soul heb ik het enkele jaren
moeten stellen met een ernstig verminkte opname en het bizarre was dat ik dat
aanvankelijk niet door had. Het was maar toen ik beschikte over de ‘Dubbele Blauwe’,
zijnde de op twee lp’s verzamelde greatest
hits uit de tweede, stereofonische, helft van de jaren zestig, dat ik
merkte dat The Beatles nog veel rijkere muziek hadden gemaakt dan deze waarmee
ik al die tijd al genoegen had genomen. Toen ik nog later de platen
‘rechtstreeks’ kon opnemen – voldoende geld om ze te kopen bleef nog lange tijd
in onvoldoende mate voorradig – was het altijd een plezierige verrassing om te
horen hoe nummers zoals Being For The
Benefit Of Mr Kite! Of Back In The
U.S.S.R., die ik al kende dankzij de Martientje Parmentier-sessies en die
ik zo al bijzonder tof had gevonden, wérkelijk klonken – en ik vraag me tot op
de dag van vandaag af of deze aanvulling, van gehalveerde naar volledige
stereo, werkelijk een verrijking is geweest of dan toch misschien ook een soort
van demystificatie.