wolkenfragmenten
uit Marcel Proust, Treurnissen
1345
Niet die vale, uitgebluste hemel van
mooie oktoberavonden die op de bodem ligt te kwijnen van liefde en weemoed,
maar een felle, blakende hemel van zacht blinkend azuur, waarover de hele tijd
– grijs, blauw en roze – geen schaduwen van dromerige wolken schoven,
maar glanzende, gladde vinnen van een baars, aal of spiering.
(10)
1346
Bij tussenpozen gleden er ijle wolken
overheen, maar kregen daarbij blauwe kleurschakeringen, die al even bleek waren
als de dril van een kwal of de kern van een opaal.
(25)
1347
Wanneer we onze ogen ten hemel slaan,
kunnen we niet anders dan daar verrukt ontdekken hoe mysterieus onze gedachten
zich spiegelen in de open ruimten tussen de wolken, die nog altijd
bewogen zijn door het vaarwel van de zon (…) (53)
1348
Alles is er mysterieuzer, zelfs de grote
schaduwen die soms kalm over de kale velden van de zee drijven en die niet
komen van huizen en lover, maar van wolken, die hemelse gehuchten, dat
wazige takwerk. (61)