Dooier
Het overkwam Maarten, met de jaren, steeds vaker en onlangs nog
las hij er over in een boek over de werking van het geheugen of, preciezer, de
niet-werking van het geheugen: hoe het geheugen, die zetel van de herinnering
waar je nooit in kunt rusten omdat je niet weet waar hij staat; het is een
zetel die onzichtbaar is, die zich voortdurend verplaatst, die je niet kunt
zien omdat hij in een verduisterde ruimte staat, en dan stoot je je er aan (wat
zeer doet) en als je er dan weer naar tast om erin tot rust te komen en je pijn
te verbijten, blijkt hij alweer te zijn verdwenen – hij had gelezen hoe het
geheugen grillig wordt en onberekenbaar. Het overkwam Maarten steeds vaker dat
hij zich had voorgenomen iets te onthouden, dat hij het vergat en dat hij
vervolgens niet meer wist wat hij zich had voorgenomen en vervolgens had
vergeten.
Neen, het is geen zetel, overdacht Maarten. Het is een
zitzak, een poef; het is een ontastbaar maar allesbehalve onaantastbaar iets;
het is een glibberige massa, een kwal, het wit van een ei waarvan je de dooier van
de ene schaalhelft naar de andere overhevelt tot je de dooier apart hebt en dan
gooi je die hele eiwitzwik die je in een kopje of een glas hebt opgevangen in
de wc-pot omdat het in de afvoer niet mag. Dat had iemand hem eens verteld, van
dat eiwit in de afvoer, dat het niet mag omdat het daar stolt en dat hele
ondoorgrondelijke buizenstelsel verstopt – maar hij wist niet meer wie.
De zetel van het geheugen, is dat dan die hersenmassa in de
schedelpan? Tja, het is evengoed het hart, dacht Maarten. En hij dacht aan nog andere
organen. Maar hij dacht ook aan dat uitgesleten pad dat achter de kerk om liep
en waarvoor, omdat het nooit eerder in iemands weg had gelegen, door de
omwonenden gewoonterecht werd ingeroepen. Waardoor het niet moest wijken voor
de geplande nieuwbouw. Of hij dacht aan de jaarringen die in de stam van de omgezaagde
boom eraan herinnerden dat die boom ooit had geleefd. Of aan het gladde mos op
een door de branding gepolijste kei.
Het kwam steeds vaker voor: dat hij zich voornam om dingen
te doen en dat hij zich dan later op de dag, wanneer hij niet meer in de
gelegenheid was om zijn voornemen uit te voeren, realiseerde dat hij zijn voornemen
niet had uitgevoerd. In de paar minuten of zelfs weinige seconden die het
voornemen en de mogelijke uitvoering ervan scheidden was er een gat gevallen,
iets waarin een ander beeld opdook, een andere herinnering, een ander voornemen
of een herinnering aan een beeld of aan een voornemen of aan een herinnering,
of nog iets anders van die aard, van die verdubbelde aard, van die
verdriedubbelde aard. En dat had het voornemen op de achtergrond geduwd.
Maar waar was de achtergrond?
Zo herinnerde hij zich nu, nu hij niet meer in de
gelegenheid was om te doen wat hij zich had voorgenomen omdat hij na een dag
werken op de trein naar huis zat, dat hij die ochtend het plan had opgevat om,
als hij terugkwam van de slaapkamer, waar hij moest zijn om zijn gsm op te
halen die daar naast zijn bed was blijven liggen, ook het paar sokken op te
pakken dat hij daar de avond voordien had laten slingeren, om het in de wasmand
te gooien. Dat had hij dus niet gedaan. De sokken lagen er nog. Dat was een
beetje een belachelijke gedachte, besefte hij, maar goed, die gedachte bestond
want hij had ze. Iets gelijkaardigs had hij voorgehad op zijn werk, toen hij
zich op de terugweg van het bedrijfsrestaurant op de veertiende verdieping had
gerealiseerd dat hij nog altijd niet zijn uren van gisteren had
geregulariseerd. Hij was namelijk gisteren naar de bedrijfsarts moeten gaan,
die in de stad een paar blokken verderop gevestigd was, en daarvoor had hij
moeten uitprikken want stel dat er hem op weg naar die arts, of ervan
terugkerend, iets zou overkomen en hij zou niet hebben uitgeprikt, dan zou hij
niet verzekerd zijn aangezien hij, niet uitgeprikt hebbende, verondersteld werd
het gebouw waar hij werkte niet te verlaten. Hij had dus uitgeprikt, maar het
uur dat hij van zijn werk weg was geweest om naar de arts te gaan, daar op zijn
beurt te wachten, de consultatie te ondergaan en vervolgens, na het invullen
van enkele formulieren weer naar zijn werkpost terug te keren, telde ook mee
als geleverde prestatie omdat hij nu eenmaal helemaal niet naar de dokter zou
zijn gegaan indien hij daartoe niet door het arbeidsreglement werd verplicht,
maar dan moest hij wel dat als ‘niet gewerkt’ geregistreerde uur regulariseren
– en dat had hij dus niet gedaan. Hij had het zich, op de terugweg van het
bedrijfsrestaurant op de achtste verdieping, voorgenomen maar hij had het dan
weer domweg vergeten omdat er alweer duizend andere dingen door zijn geest
waren geschoten, realiseerde hij zich nu, op de trein op weg naar huis en dus
in een positie waarin hij aan dat regulariseren niets meer kon doen – en hij
realiseerde zich meteen ook dat hij zich bovendien ook niet één van die duizend
dingen die door zijn geest waren geschoten voor de geest kon halen.
Diezelfde geest?
Maar hij herinnerde zich nu wel, op die trein naar huis, dat
hij over deze en andere grillen van het geheugen had gelezen in dat boek en dat
hij zich daar toen de bedenking bij had gemaakt dat dit nu ook met hem aan het
gebeuren was, dat hij er niet aan zou ontkomen. En hij realiseerde zich
tegelijk dat ook de herinnering aan dat boek alweer grotendeels aan het
verdwijnen was, en dat dit ook te gebeuren stond met de weinige zaken die hij
er tot hier toe van had onthouden.
Na twee of drie keer de dooier van de ene schaalhelft naar
de andere te hebben overgeheveld, is de dooier voldoende van het eiwit
gescheiden.