Steeds vaker worden taken, vroeger door mensen uitgevoerd,
overgenomen door machines. We worden allemaal vervangen door
vogelverschrikkers. We zijn overbodig. Enfin, toch in veel en wellicht in meer
gevallen dan we geneigd zijn te denken. De vooruitgang staat niet stil. Hij
raast voorbij en wij gaan ervoor aan de kant staan. De machines tonen hoe
bescheiden onze bijdrage vroeger was. Deze, mét zotskap op, maant, door met de
linkerarm, of zijn imitatie van een linkerarm, op en neer te zwaaien tot
vertragen aan. Een weinig benijdenswaardige taak en we zijn blij dat we het
niet meer zelf moeten doen. Maar is het efficiënt? Zotskap of niet, deze
mensmachine kan niet uit eigen beweging de geschiktste plaats opzoeken – enkele
honderden meter voor de file – om het hoogste rendement te halen. Kom je hem
tegen als je al staat aan te schuiven, wordt hij pas goed belachelijk. En dan
wou je dat het een levende mens was met wie je al eens een blik kon uitwisselen
of, door je opengedraaide ruit, een paar woorden. ’t Ziet er niet goed uit
achter je. Zoiets. Of: Heb je een paraplu bij?