maandag 30 december 2019

vorig jaar 42


181224

L. vertelde gisteren in de auto, op weg naar Honfleur, dat er in de Verenigde Staten twintig procent meer neusverkleiningen worden uitgevoerd. Reden? Bij het maken van selfies lijkt de neus te groot. Welk lichaamsdeel, welke karaktereigenschap, welke episode uit mijn verleden komt te nadrukkelijk in beeld wanneer ik mijn eigen geschiedenis opteken? Ik vertel, rijdende ter hoogte van Blangy-sur-Bresle, over het werk aan mijn memoires. Ik besef dat het egocentrisch is, op mezelf gericht. Maar waarom niet, het is mijn leven, toch? Anderzijds, zo voer ik aan, voel ik toch ook wel steeds nadrukkelijker de behoefte om mij minstens een klein gedeelte van mijn tijd dienstbaar op te stellen, in een of ander vrijwilligerswerk. Wat zou ik kunnen doen? L. heeft nog een tijd soep opgeschept in Poverello. Nu doet hij dat niet meer. Nu doe ik niets meer, zegt hij. Dat is toch niet waar? Je hebt met je boeken al zoveel in beweging gebracht. (…) * Je kunt aan alles zien dat de regisseur van die film een vrouw is, denk ik nadat we naar After the Wedding (2008) van Susanne Bier hebben gekeken. Maar duid het maar eens precies aan. Waaraan zie je, wát in die film roept dat veralgemenende (en gevaarlijke) oordeel in je op? Zijn het de (al te) gemakkelijke contrasten, met name tussen India en Denemarken, tussen straatarm en puissant rijk? Zijn het de sentimentele en bijwijlen sentimentalistische scènes? Is het de aangrijpende toenadering tussen moeder en dochter, die een man allicht niet zo nadrukkelijk in beeld zou hebben gebracht? Ik stel bij mezelf ook vragen. Waarom wordt dat kind duidelijk gemaakt dat de man aan de zijde van haar moeder niet haar vader is. Moet dat altijd? Is zoiets aangewezen? In psychologisch opzicht misschien niet – maar allicht spelen hier procedurele, justitiële motieven. Bier maakt in elk geval duidelijk dat het in het vaderschap – in tegenstelling tot het moederschap – niet in de eerste plaats, of niet uitsluitend, om bloedverwantschap draait. Ook een man die niet door het bloed met het kind verbonden is, kan een goede vader zijn. Anderzijds is het de vraag of bij een man, die opeens beseft dat hij de vader is van dat kind, per definitie vaderlijke gevoelens opspelen. (Terwijl hij in het verre India een vaderlijke belofte ten opzichte van een pleegkind niet inlost.) * Wat een sprankelend begin. De schrijver komt aan in Grand Hotel Europa, rookt, gezeten op een van de treden van het bordes, een sigaretje samen met de piccolo Abdulah, wordt met veel egards, krullen en tierlantijnen ontvangen door de majordomus, en neemt zijn intrek in zijn kamer waarvan de inrichting niet ontsproten is aan het steriele brein van een interior designer die elke vierkante centimeter zo efficiënt en goedkoop mogelijk moest benutten, maar waarin talrijke nutteloze spullen uit vele tijdslagen zijn aangespoeld en waarin het goed schrijven zal zijn – want dat is wat de schrijver meteen doet: zijn schrijfspullen (lege cahiers, inktpot en MacBook) op de oude tafel met inlegwerk uitstallen, zodat hij de volgende dag, na de verkwikkende slaap waarin hij kan uitrusten van zijn vermoeiende reis, meteen kan beginnen. Vier bladzijden ver, en ik ben al helemaal mee! * Het regelmatige gerinkel waarmee de pelletkorrels langs de pelletschans in de vuurmond van de pelletkachel glijden. De grijze dag zit opgesloten achter de luiken die ik niet durf open te maken omdat L. nog slaapt. Het is kwart over negen, ik ben er om half zeven al aan begonnen, heb net een verkwikkend naslaapje gedaan. Een streepje piano-Bach, heel discreet op de achtergrond. *