maandag 25 november 2019

LVO 70



‘Ik ben thuis geboren. In die tijd was het nog zo de mode niet om daarvoor naar het moederhuis te gaan. Het was op een maandag, tussen tien en elf uur ’s avonds. Vader was er niet. Elk beroep had zijn eigen dag van de week en voor de vlassers was dat de maandag. Weverkesmaandag. En op weverkesmaandag kwam mijn vader laat thuis uit Kortrijk, waar hij altijd te veel dronk. Toen hij thuiskwam en zag dat ik geboren was, riep hij tegen zijn vrouw: “Zijt ge niet beschaamd van een kind te kopen als ik niet thuis ben!”'

Waar was míjn vader toen ík geboren werd?

'Ik had bij mijn geboorte zes tenen aan mijn linkervoet. Mijn moeder had dat nog niet eens gezien en toen ze mij op een dag aan het wassen was, zei mijn broer Michel: “Kijk, het is er een met zes tenen!” Niemand had dat opgemerkt.’

Ach moeder, wij zijn allemaal op de een of andere manier speciaal of misvormd. Dat het niet meteen wordt gezien, is al evenmin ongewoon. Soms wordt het nooit gezien.

‘De dag van mijn plechtige communie heeft hij vergald. Hij was weer eens dronken. Niemand aan tafel durfde iets te zeggen. Toen vroeg mijn vader opeens, ik weet niet meer waarom of wat hij bedoelde: “Wat is de rede?” Neen, niet de reden. De rede. Ik was nog een kind en besefte nog niet dat ik beter kon zwijgen. Maar ik was zo gedrild op school, van te willen antwoorden als er een vraag werd gesteld, en ik stak mijn arm op en antwoordde: “Het verstand”. Waarop mijn vader zich wijzend naar mij tot de anderen richtte: “Zie, dat kind weet het. En gij allemaal weet het niet.”'

Dat kind.



*



Henry Miller heeft het in een verslag van een reis in Griekenland49 over een boerenvrouw op Korfu: 'een vrouw met zes tenen, bepaald lelijk, en die door iedereen min of meer als een monster werd beschouwd'. Miller ziet de vrouw bij een waterbron, en nuanceert: er zijn soorten lelijkheid, 'en die van haar was van het soort, dat aantrekt, in plaats van af te stoten'. En dan bekijkt hij de vrouw door de ogen van Renoir, die, aldus Miller, alleen maar oog zou hebben gehad voor de dierlijke schoonheid van de vrouw, en vooral voor haar onmiskenbare seksualiteit: 'Hij zou de dierlijke lust hebben vastgelegd, de onuitblusbare gloed, het vuur in haar binnenste, de gespannenheid van de tijgerin, de honger, de roofzucht, de alles verslindende lust van de uiterst sexuele vrouw, die niet verlangd wordt, omdat ze een teen te veel heeft.'

De overtallige teen van mijn moeder is later verwijderd, operatief. En voor het overige is de vrouw die Miller bij de waterput heeft gezien in alle opzichten ongeveer volledig het tegenovergestelde van het beeld dat ik van mijn moeder heb.



49 Henry Miller, De kolossus van Maroussi





(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin