zaterdag 12 maart 2022

notitie 140

(220311)

 

DE HOND VAN DE BUREN

 

Een goed nabuurschap is uitermate belangrijk, al was het maar omdat je de huizen waarin je woont niet zomaar kunt verplaatsen. Ik bedoel: je buren heb je vaak voor vele jaren en dus kun je er maar beter goed mee overeenkomen. Dat spaart veel ongemak, ook ’s avonds.

Het moet al een paar dagen of zelfs weken aan de gang zijn geweest vooraleer het me opviel: dat in de tuin achter mijn woonst een hond vaak langdurig aan het blaffen was. Zelf heb ik daar niet zo veel last van aangezien ik drie hoog woon en sinds enkele jaren dubbelglas heb, maar het was de hond zelf die niet bepaald een gelukkige indruk maakte.

Ik ken het beest. Hij loopt daar al een paar jaren rond in de grote tuin van mijn achterburen. Af en toe zag ik dat zijn baasje hem wat aandacht schonk door tegen een lekke bal te shotten, die de hond dan trouw, met dwaze slaafsheid, apporteerde. Maar nu zie ik dat baasje al geruime tijd niet meer – en de rommel die achter de door het aankoekende vuil steeds opaker wordende ramen zichtbaar is, geraakt maar niet opgeruimd. Onlangs vlogen er met de storm een paar pannen van het dak – de diggels liggen nog altijd op het terras. Waar die hond zit. Die als hij niet blaft, klaaglijk jankt. Die zich verveelt. Die treurt.

En ik kan dat verstaan. Want tot voor kort had de hond van de buren, een zwarte labradorachtige – die me doet denken aan de hond die ik zelf ooit had: zelfde kleur en formaat, zelfde goedige uitstraling – een maatje, en wel in de gedaante van een veel kleiner uitgevallen beige mopshond, zo’n lelijk ding met een ingedeukte snuit. Ze kwamen goed overeen, die twee. Ze zonden tegen elkaar aan, ze volgden elkaar voortdurend, ze deelden wellicht dezelfde slaapmand. En nooit ruzie. En nooit geblaf of gejank.

Maar nu is, sinds enige tijd, de mopshond verdwenen – ik vermoed samen met de wijziging in de bewonerssamenstelling van het huis. Wat er daar precies gebeurd is, ik weet het niet – ’t zijn ook mijn zaken niet. Maar het zijn wel mijn buren.

Vandaar het zeer voorzichtig opgestelde briefje dat ik een paar dagen geleden in hun brievenbus dropte:

 

Beste buren,

Dit briefje om u twee mededelingen te doen betreffende twee zaken die u misschien niet weet.

1. Door de storm van enkele dagen geleden zijn er een aantal dakpannen losgekomen en in de goot en op uw terras terechtgekomen.

2. Op dat terras zit een eenzame zwarte hond vele uren te janken en zich te vervelen. Hij blaft ook veel. Dat deed hij vroeger niet, toen hij nog het gezelschap had van zijn beige mopshond-kameraad.

In de hoop u hiermee van dienst te zijn,

Vriendelijke groet,

[naam/adres/telefoonnummer]

 

De dag nadien bleef het stil – en sindsdien heb ik de hond niet meer gezien. De deur van zijn hok bleef dicht. Had ik groter kwaad aangericht met mijn diervriendelijke bemoeienis? Misschien ligt die hond nu te zieltogen in een asiel? Ik durf er niet aan te denken wat ik misschien heb aangericht. Maar stiller is het nu wel, in de tuin achter mijn woning.