(220327)
OORLOG OP HET STIL ENDE
Zo’n oorlog, dat blijft mensenwerk. Het blijft een intrasoortelijk conflict: mensen vechten tegen mensen. Dat is al te menselijk.
Ik denk vaak aan de stelling van Milan Kundera, geformuleerd in Het boek van de lach en de vergetelheid (deel 7, hoofdstuk 2), dat de migratie van de merel naar de stad een ingrijpender gebeurtenis is dan de volksverhuizingen van weleer omdat het bij de migratie van de merel om een wijziging in de verhouding tussen twee diersoorten gaat: mens en merel. Dat denken aan die stelling overkwam mij nog eens tijdens mijn dagelijkse wandeling rond het Stil Ende.
Ik zag twee waterhoenen tegen elkaar vechten. Mannetjes ongetwijfeld – dat kun je op het zicht niet uitmaken. Ze botsten kwetterend tegen elkaar op, vlogen elkaar aan, sprongen gelijk op en leken elkaar te willen krabben met hun uitgestrekte klauwtjes. De veren stoven in het rond. Het ging er niet bepaald zachtzinnig aan toe. Paarseizoen en territoriumafbakening in een dichtbevolkte omgeving. Haantjesgedrag van waterhennetjes, zoals waterhoenen ook worden genoemd.
Het gevecht duurde lang, toch zeker een halve minuut. Dan hield een van de twee het voor bekeken en vluchtte, aangezien hoenen moeilijk van de grond komen, over land weg, op een manier die mij aan tekenfilms deed denken: voorovergebogen, de hollende poten opgaand in een tollende werveling. Een van zijn slagpennen stak uit, zoals een haarpluk tussen de spleten in de helm van Tadej Pogačar. Hij werd achternagezeten door de winnaar: de fittest die het nu op dit stukje grond voor het zeggen had in de struggle for life.
Maar voorafgaand aan de beslechting van dit conflict was er iets gebeurd dat nog meer mijn aandacht had getrokken en dat mij aan Kundera’s observatie over de verhouding tussen de soorten had doen denken. Het luidruchtige gevecht had de aandacht getrokken van een meerkoet. Een meerkoet is ook een vogel, maar niet van dezelfde soort als de waterhoen. Ik veronderstel dat een meerkoet meer verwant is met een waterhoen dan met bijvoorbeeld een buizerd of een mus, maar toch: het is een andere vogelsoort. Ik ben geen bioloog maar het lijkt mij niet uit de lucht gegrepen dat een meerkoet, die overigens ook een slechte vlieger is en er pas na een heel eind over het water te hebben ‘gelopen’ in slaagt om met het logge lichaam enige hoogte te winnen – dat zo’n meerkoet evenveel van een waterhoen verschilt als wij, menselijke mensen, met, bijvoorbeeld, een rat of een hond, met wie wij het zoogdierschap gemeen hebben.
De meerkoet mengde zich in het esbattement en begon duchtig mee te kwetteren, aan te vliegen en op te springen. Tot uiteindelijk een van die twee waterhoenen, zoals gezegd, het hazenpad koos en door zijn soortgenoot werd achternagezeten. Dan hield de koet het voor bekeken. Mee achter die loser aan spurten zou al te belachelijk zijn geweest.
Ik zette mijn wandeling rond het Stil Ende voort, voor even bevrijd van mijn denken aan de oorlog.