zaterdag 5 maart 2022

notitie 134

(220221)

 

BARST EN KLOOF

 

Een werkpuntje, behalve mijn neiging om te veralgemenen, is mijn verhouding tot jongeren. Zeg maar de leeftijd vijftien tot vijfentwintig. Ik heb het soms moeilijk met hoe zij in de wereld staan. Vroeger kon ik mij daar vaak nuanceloos aan ergeren. Nu nog eigenlijk. Dat vergemakkelijkt het contact niet. Maar sinds ik mij – onder meer door wat vaker met hen te praten – door mijn eigen gezeur een ouwe zak begin te voelen, probeer ik mijn leven alvast op dat punt te beteren. Zonder dat ik daarom in het tegenovergestelde verval en mij plooi naar het dictum dat vandaag heerst: dat wat jongeren doen of laten goed is omdat het jongeren zijn. Soms vind ik dat ik niet per se moet uitsluiten dat iets wat ik denk fout is omdat ik ouder ben.

Ik weet dat ze het moeilijk hebben. Ze leven in een virtuele wereld met tools waar ze zelf nooit om gevraagd hebben maar die hen wel in hun greep houden. Ze komen vaak uit gebroken gezinnen, waardoor ze het moeilijk vinden om in duurzame relaties te geloven. Ze leven in een heden waarin er steeds minder historisch besef maar ook steeds minder toekomst is. Ze worden nu al twee jaar zwaar getroffen door de coronamaatregelen. Ze moeten aan massa’s idealen beantwoorden wat hen vroeg oud maakt. Ze gaan gebukt onder het jeugdigheidsideaal dat onze samenleving hun oplegt.

De wereld waarin de jongeren vandaag opgroeien is totaal anders dan die van de jaren zeventig waarin ik volwassen moest proberen te worden.

Ik heb veel om rekening mee te houden in mijn omgang met jongeren. Ik heb veel meer redenen om niet te overhaast te zeggen dat ze materialistisch zijn, contactgestoord, onrespectvol, hedonistisch en egocentrisch dan om dat wel te doen.

Veel ouderen zijn dat ook allemaal, en heel veel jongeren zijn dat helemaal niet. Of toch veel minder dan ik soms geneigd ben te denken. Als ik dat denk, ben ik gemakzuchtig en impulsief.

Soms moet ik maar eens proberen te beseffen wat het is om nooit iets anders dan een digitale wereld te hebben gekend. Om te zijn opgegroeid met een gsm die aan je vingers kleeft. Om voortdurend en op elk moment aan alle mogelijke informatie te kunnen geraken. Om van de ene flard informatie naar de andere te worden geslingerd en zo eigenlijk nooit een moment rust te kennen. Om voortdurend aan het oordeel van anderen te worden blootgesteld. De impact van dat alles is enorm. Dat ze geen zin hebben om een boek te lezen, moet toch érgens een oorzaak hebben.

Tussen mij en mijn ouders was er een ferme barst. Maar we leefden nog in dezelfde wereld en die barst was incidenteel. Nu gaapt er tussen wie ouder is dan vijftig en 'de jeugd van tegenwoordig' een structurele kloof en ik denk soms dat zij op een andere planeet leven, terwijl ik, vanuit hun standpunt bekeken, in die andere tijd ben blijven hangen, ergens ver voor de eeuw-, wat zeg ik, millenniumwissel.