maandag 7 maart 2022

parallel 186

Ik schuifelde langs Jizō-beeldjes in versteend gelid – vriendelijke, ronde gezichtjes en gehaakte mutsjes op de kale hoofden. Een dodenleger. Enkele waren in de kleinste maat kinderkleding gestoken – een pyjama of het tenue van een favoriet honkbalteam – en voor elk beeldje stond krassend en piepend een plastic windmolentje te draaien.

Auke Hulst, De Mitsukoshi Troostbaby Company, 119-120

ǁ

Verder: twee engeltjes en een badeend, / een rood hartje nog en dan zo’n windmolentje voor kinderen / dat hier waarschijnlijk altijd draait.

Bernard Dewulf, Verstrooiingen, 159