Hij had een zwarte doggentronie. Hij was voor een dog te
levendig. Deze keek onder het werk bliksemvlug op naar De Bree, honderd maal.
Zijn oogjes waren meer herder dan dog, en meer wolf dan herder. Deze was vrij
stevig, en enkel kaak.
De vrouw Schattenkeinder was een sloddervos met een ragebol. Tien toppen zaten
dik onder de inkt. Ze kauwde aanhoudend. De Bree kwam erbij.
‘Mond open.’
Onmiddellijk geulde de mond. Hij was onbeholpen gebeiteld, een nat, rood hol
vol ouwe tandjes van vergeeld ivoor.
F. Bordewijk, Bint, 24