Kroost
Bij een foto van Nick Waplington (met dank aan PdW)
Ik wil ze niet, die jengelende etters.
Die bleekscheten met hun fopspenen en nukken.
Ze zeuren je de kop van je oren.
Ze krabben aan de muren en ergeren de buren.
Ik kan het niet meer horen. Ik heb mijn jeugd verloren.
Je betaalt je blauw. Eerst aan partners dan aan pampers.
Het is een ramp. En zij, alsof het niets kost,
kotsen en kakken er lustig op los.
Ze kennen enkel de stress van de volgende fles
of de ergernis omdat die er nog niet is. Pis.
Ze deformeren onze vrouwen.
En die, die beginnen van de weeromstuit,
omdat ze daar om rouwen, te zuipen als de beesten,
te roken als de ketters. – Ondertussen veesten
die ukken, en ze vreten en boeren en slurpen aan de tuit.
Ach, ik wil ze niet, die jengelende etters.
Zie ze piesen, zie ze zogen.
De vruchten van mijn onvermogen
om alleen te zijn en blij en
beheerst met dat ding tussen mijn dijen.