4048
De woestijn waarin het Joodse volk na zijn uittocht uit Egypte jarenlang had rondgedoold, voorafgegaan door een wolk, en elke ochtend het vers gevallen, mysterieuze manna at. (377)
4049
Een reusachtige, verticale wolk die, voor ze ons omhult, een tijdlang boven onze hoofden blijft hangen, waarbij haar basis nog een eind van ons verwijderd is. (393; De Jong citeert Gustave Flaubert)
4050
Wanneer je uit een wolkenkrabber neerkijkt in een straat met auto’s en voetgangers, kan het gebeuren dat je in het gewoel daar beneden ritmes en patronen gaat onderscheiden. (412)
4051
Ik zag een palmboom, een stukje hemel met wolken. (428; De Jong citeert Gustave Flaubert)
4052
In het voorjaar ving ik kikkervisjes en ik hield ervan om een glazen pot met slootwater en kikkervisjes erin dicht bij mijn oog te brengen, zo dichtbij dat het bijna onscherp werd, en dan – ik lag natuurlijk op mijn buik in het gras – langs dat wereldje van gelig slootwater met visjes en zonlicht erin naar de wolkenlucht erachter te kijken. (459)
4053
hoog in de wolken / zo zeilt de meeuw in trance / de balans volmaakt (481; De Jong citeert Arie Visser)
4054
Ik staar en zie niets aan de hemel. Geen wolk als een mansvuist groot. (492; De Jong citeert Arie Visser)
4055
In Eckharts terminologie zijn dit de momenten waarop God zich in de mens móét ‘uitstorten’, zoals, om zijn beroemde vergelijking te gebruiken, de zon wel móét schijnen zodra de hemel zonder wolken is. (516)