4026
De torenbouw van Babel, bouw van de eerste wolkenkrabber. (133)
4027
Het raam staat halfopen, en de glas-in-loodvensters weerspiegelen een zomers blauwe lucht en stapelwolken. (164)
4028
Met haar linkerhand houdt ze de waterkan vast en tegelijkertijd opent ze met de rechter het raam, dat een blauwe hemel met wolken weerspiegelt. / Het schilderij is een momentopname. De vrouw staat stil, alsof ze een ogenblik vergeten is wat ze aan het doen is. Staart ze naar de weerspiegeling van lucht en wolken in het vensterglas? (177)
4029
Net als Vermeer was de dichter van de Mei vervuld van een extatische liefde voor de zichtbare wereld, die van zonlicht en wolkenluchten, ruimte en helderheid (…) (180)
4030
Het is nog een nachtelijke hemel, waarin het hoog boven de horizon licht begint te worden: enkele wolkjes worden er geraakt door de stralen van een nog niet verschenen zon. (183)
4031
De houding van de kluizenaars, nietig in het landschap van bergen, wolken en rivieren, beviel me, die van de monnik irriteerde me. (187)
4032
Hoog in de lucht was een gat in de wolken en daarin, onmiskenbaar, maanlicht. (189)
4033
De beweging in de dikke haardos herinnert aan de stormachtige wolken in zijn nachtelijke landschappen. (192)
4034
Het is nacht in dit landschap, en zware, laaghangende wolken bedekken de hemel. (196)
4035
Het wolkendek is verstikkend, en het verlossend maanlicht ver weg: alleen op de horizon kan het nog vanachter de wolken tevoorschijn komen. (196)
4036
In de nog nachtelijke hemel gloort de dageraad met schuchter blauw en goudomrande wolken, en van de nietige gestalte van de monnik, vanuit zijn door de dood omspoelde wereld, glijdt het oog als vanzelf omhoog naar die lichte plek daarboven. (204)
4037
Het volk Israël in de woestijn, voorgegaan door een wolk. (206)
4038
Het landschap beneden is wijd; gebroken door andere kalksteenkliffen, door de winden aangevreten, verweerd, groenachtig grijs als de kleur van de dood; erboven eenzelfde groengrijze lucht, half wolken, half nevel, vijandig en ondoordringbaar als het voorland tot een schimmenrijk. (De Jong citeert F.C. Terborgh; 252)
4039
Maar in sommigen is dat verlangen zo sterk dat ze hun hele leven verbinden met dat ene doel, dat zo vele namen heeft gekregen: verlichting, godservaring, unio mystica, worden als het onbewerkte blok hout, rijden op een wolk. (329)
4040
In The Cloud of Unknowing, een geschrift uit de late veertiende eeuw, wordt hierover opgemerkt: ‘In itself, humility is nothing else but a true knowledge and awareness of oneself as one really is.’ (330)
4041
Een van de mooiste vruchten aan de boom van de middeleeuwse mystiek is The Cloud of Unknowing, waarin een anonieme monnik een jongeman stap voor stap inwijdt in de geheimen en gevaren van de contemplatie. (334)
4042
Meister Eckhart, een ervaren gids in deze contreien, zegt zelfs dat deze ‘god’ zich onder die omstandigheden wel aan ons moet openbaren, zoals – het is zijn beroemdste vergelijking – de zon niet anders kan dan licht geven en ons verwarmen als de hemel zonder wolken is. (336-337)