Tweeënhalf jaar geleden bracht ik na een val enkele weken door in dat gebouw. Aanvankelijk niet in staat om veel naar buiten te kijken, later toch met oog voor het wisselende licht. Het waren zomerweken, de zon kwam dus vroeg op, ging laat onder. Het waren lange dagen. Toen ik genoeg ter been was om bij het venster te gaan zitten, kon ik aan de overkant de plezierfietsers zien passeren. Dat deed zeer, maar, dacht ik toen: ‘Mijn tijd komt.’ En kijk, mijn tijd is gekomen. Ik ben het nu die zij daarbinnen zien passeren, ik fiets de zonsondergang tegemoet.
201208