De dichter en romanschrijver Koenraad Goudeseune is overleden. Hij was 55. Hij koos ervoor de pijn en de uitzichtloosheid van zijn ziekte niet te moeten ondergaan. Ik heb daar veel respect voor, en ook voor diegenen die dat mogelijk maken: wetgevers, naastbestaanden, verzorgend personeel, uitvoerende en verantwoordelijkheid opnemende artsen.
Ik heb Koenraad Goudeseune nooit persoonlijk gekend. Ik ontmoette hem maar één keer. Hij had me gevraagd hem te helpen bij de voorstelling van zijn dichtbundel Vet hart. Dat was in 2016, in het Poëziecentrum in Gent. Ik las toen, bij wijze van inleiding, een tekstje over poëzie voor, en stelde de dichter ook, ten overstaan van een publiek, enkele vragen. Waarop hij weinig collaboratief antwoordde. Nadien vernam ik dat hij misnoegd was omdat ik iets ter sprake had gebracht waarvan hij liever niet had dat ik het ter sprake bracht. Het doet er niet toe wat dat was. Niet meer.
We hebben elkaar nooit meer teruggezien. Het klikte niet tussen ons. Maar we hadden wel nog af en toe contact op Facebook. Ik liet hem voelen dat ik zijn gedichten las en soms ook apprecieerde. Af en toe deed ik hem een suggestie aan de hand, om een ander woord te kiezen of zo. Hij waardeerde dat wel. Een week voor zijn dood – ik heb geaarzeld om het te doen en ik drukte die aarzeling ook uit in mijn Messengerbericht – haalde ik nog een dt-fout uit een van zijn laatste gedichten.
Ik realiseer me ten volle hoe absurd het is om iemand te corrigeren, en dan nog op zoiets stoms als een dt-fout, een week voor zijn reeds aangekondigde dood. Maar de literatuur gaat voor.
Koenraad Goudeseune is overleden. Dat feit zal allicht maar weinig mediabelangstelling halen. Maar toch is het een belangrijke gebeurtenis voor al wie deze man de laatste weken heeft leren kennen. En dat waren er nogal wat. Jarenlang zag ik maar een handvol Facebookgebruikers op zijn posts reageren. Nu waren het er opeens vele tientallen. Gelukkig maar, het zal Koenraad Goudeseune deugd hebben gedaan. Want hij verdiende die aandacht. Jammer dat hij er zolang op heeft moeten wachten.
Ik zal mij Koenraad Goudeseune vooral herinneren als de dichter die op de ultieme zeggingskracht van poëzie heeft gewezen: haar troostend vermogen. Ze heeft hém troost geschonken, dat weet ik zeker, maar ze heeft ook de tientallen getroost en voorbereid op een verdriet dat onafwendbaar was. En ze zal velen nog een tijdje bijstaan.
Koenraad Goudeseunes heeft in zijn laatste weken nog veel geschreven. Hij moest zich opeens heel erg haasten. Dat hij daarvoor de energie en de moed heeft gevonden, we kunnen er hem alleen maar dankbaar voor zijn.
Ik zal Koenraad Goudeseune vooral herdenken als de man die een uiterste mogelijkheid van het medium Facebook heeft verkend en aangegrepen om iets te verwezenlijken waarin ik nooit eerder iemand hem heb weten voorgaan. Hij heeft ons bij zijn sterven betrokken. Ik geef toe dat ik een paar keer heb gedacht: nu ga je er toch over, Koen. Maar onmiddellijk daarna besefte ik dat wat hij ons schonk ruimschoots als tegenwicht kon dienen voor die ongemakkelijkheid. Koenraad Goudeseune heeft met zijn geschreven woorden daadwerkelijk ingegrepen in de werkelijkheid. Niet zoveel mensen slagen daarin.
Koenraad Goudeseune heeft, door zijn laatste dagen op deze kluit zo intens te delen en door uit zijn verdriet en angst schoonheid te puren, een meesterlijk en uitermate menselijk memento mori gemaakt.
Koenraad, ik ben blij dat ik het jou al eerder heb kunnen zeggen, maar ik herhaal het hier: ik ben jou dankbaar voor wat je in extremis nog hebt gedaan. Dank je ook voor dit eenvoudige, niet perfecte, maar eerlijke en zo appellerende gedicht ‘Erkenning’:
ERKENNING
Sinds een tijd worden de gordijnen niet meer geopend.
Ik hoef niet meer te weten wat er buiten is. Ik kan er toch
geen deel aan hebben. Ik luister de ganse dag naar de radio
en schrijf verbeten aan mijn laatste verzen. Dit was ik,
dit is van wat mij mijn hele leven bezig hield de finale.
Of ik de lat nog hoog genoeg kan leggen, betwijfel ik.
Ik vrees dat de lezer mild zal zijn omdat ik stervende ben.
En toch, met de hand op het hart kan ik zeggen dat ik
tot op het laatst eerlijk werk betrachtte. Als ontroering
de maatstaf van waardevolle poëzie mag zijn, als gelijk
welke poëtica staat of valt met kippenvel, dan kan ik
zeggen, hoe gênant ook, dat mij de tranen nu en dan
in de ogen springen bij wat ik quasi moeiteloos schrijf.
Ik weet bijna zeker dat na mijn dood erkenning wacht.
Een paar dagen eerder, op 3 december, was het zo mogelijk nog aangrijpender ‘Domicilie’ op Facebook verschenen:
DOMICILIE
Dit is mijn laatste woonst. Een appartement aan de stadskaai.
Ik ken hier iedere hoek, het hele plafond, de vloerbedekking,
de rommelkamer, de inkomhal en waar ik sliep. Ik mocht
hier jarenlang wonen, samen met mijn vriendin, daarna alleen.
Ik verkas straks naar een kist en word hier over enkele dagen
in een lijkzak buiten gedragen. Er steekt een briefje in de bus
van de buren dat ze niet hoeven te schrikken. De man die me
nog een laatste keer zal wassen, verzekerde mij dat ik me geen
zorgen hoef te maken, dat alles in alle discretie zal gebeuren.
Ik gaf hem over de telefoon nog mee hoe groot ik ben en hoeveel
ik weeg, de afmetingen van de lift en de nauwte van de trap.
Het was een raar gesprek, en toen ik inhaakte bleef ik nog
een tijdje roerloos zitten. Ik wist niet waaraan ik denken moest.
Dat ik hier niet meer zal weggaan, staat nu wel vast en niet.
Op 22 november, twee dagen voor de onheilstijding en dus geen drie weken geleden, kondigde Koenraad Goudeseune nog een boek aan, de bundel met zijn laatste honderd sonnetten. Ik heb voor niks geschreven zou het boek gaan heten, zijn vriend ‘Wantje’ had al een cover gemaakt (Koenraad postte graag foto’s van het slagveld waarin zijn keukentafel was veranderd telkens Wantje uit de Westhoek hem een bezoek had gebracht). De publicatie was ‘voor volgend jaar ergens’. De schrijffout op de cover zou nog verbeterd worden, verzekerde Koenraad toen iemand hem er in de reacties op wees. (‘Wordt verbetered’ (sic), reageerde hij op zijn beurt, en het is niet eens zeker of die nieuwe fout met ironie was gemaakt.)
Neen, Koenraad Goudeseune heeft niet ‘voor niks’ geschreven. En de manier waarop hij afscheid nam, kan niet worden ‘verbetered’. Ik kijk uit naar de postume bundel die, als ik het in een van de talloze reacties goed heb gelezen, er zeker komt, ‘volgend jaar ergens’.