donderdag 16 november 2017

wolken 2524-2532



wolkenfragmenten uit Robert Musil, De ervaringen van de jonge Törless

2524
Hij lachte, keek naar de lucht waar wijn-geel de maan dreef tussen zwarte wolken, en toen staarde hij naar de donkere haag van kreupelhout, als overwoog hij of hij dan daar maar op af zou gaan. (32)

2525
Deze vrouw is voor mij een kluwen van alle denkbare seksuele lust; en mijn moeder een wezen dat tot nog toe door mijn leven ging als een ster, ver verheven boven alle begeerten, in een wolkenloze verte, helder en zonder diepe verborgenheden… (39)

2526
Daar keek de hemel naar binnen, de wolken, en roerloos de maan. (40)

2527
Alsof er nu voortdurend een grauwe bedekte hemel over zijn leven zou hangen – met grote wolken, monsterachtige, veranderende vormen en steeds opnieuw de vraag: Zijn het monsters? Of zijn het alleen maar wolken? (60)

2528
Boven hem welfde de hemel in het typische bleek ziekelijke blauw van de herfst, en kleine witte compacte wolkjes joegen erlangs. (75)

2529
Recht boven hem was er een lichtend klein, blauw, onzegbaar diep gat in de wolken. (76)

2530
Het was alsof het tot het uiterste gespannen gezichtsvermogen blikken als pijlen naar de wolken slingerde, die, ook al waren zij iedere keer iets verder gericht, steeds weer net niet ver genoeg kwamen. (76)

2531
Het was eerst allemaal heel helder en duidelijk in mijn hoofd; maar mijn gedachten zijn net wolken nu, en als ik bij die bepaalde dingen kom, is het net een gat waardoor je in een oneindige ondefinieerbare verte ziet. (100)

2532
Als een landschap vol wolken en rotsblokken zo groot als huizen? (128)