51 – ‘Oh my God,
waarom ben ik zo?’ vroeg een vruchteloos naar haar fietssleutel zoekende bakvis
in de fietsenstalling aan haar twee vriendinnen en legde daarmee in zeven woorden
het hele failliet van haar opvoeding bloot. Het deed mij denken aan die keer
dat ik een ander meisje van een jaar of zestien, toen ze ergens op aangesproken
werd, hoorde zeggen: ‘Maar ik bén zo!’ Alsof dat alles vergoelijkt. Het zijn
krijgt voorrang op het worden. Het al weten op het leren. De gedachte voltooid
te zijn op de mogelijkheid van vervolmaking.