donderdag 30 november 2017

de herfst van 2017 - 48



23 en 29 november 2017

57 – Ik vraag mij af wat het bekijken van de tv-programma’s over de collaboratie (Kinderen van de collaboratie) en de lectuur van Je onbekende vader van Jan Emiel Daele mij hebben bijgebracht. En eigenlijk mag ik daar ook Wil van Jeroen Olyslaegers aan toevoegen – maar dat is alweer een tijdje geleden.

Die hele collaboratie gaat over zwarten en witten, en zo is ook het denken erover al te vaak: zwartwit. Ook het mijne. Enfin, eigenlijk heb ik er nooit veel over nagedacht. Wat ik in elk geval nooit voldoende heb overdacht, is dat het hoe dan ook altijd ook over ménsen gaat. En over situaties waarin die mensen betrokken zijn, situaties die per definitie niet altijd overzichtelijk en onvermengd zijn. Mensen overleven liever dan dat ze helden willen zijn of een zaak willen dienen. Helaas, iedereen wil gered worden, maar niet iedereen wordt daartoe uitverkoren.

De televisiereeks focust op dat menselijke aspect. Oké, de vaders (meestal de vaders) gingen in de fout. Dat wordt niet verbloemd. Maar de repressie was keihard, en de uitvoerders ervan lieten zich zeker niet altijd van hun beste kant zien – om het zacht uit te drukken. (Dat blijkt ook in het boek van Jan Emiel Daele, daar staat te lezen hoe onrechtvaardig Daeles vader werd aangepakt.) De kinderen zijn hoe dan ook altijd de pineut: zij dragen geen verantwoordelijkheid, maar moeten toch boeten. In de vierde aflevering van Kinderen van de collaboratie blijkt dat heel duidelijk: die kinderen, nu bejaard, getuigen van de trauma’s die ze opliepen, niet door de oorlog maar door het nawijzen of het achteruitzetten omwille van het zwart-zijn van hun familie. (De moeder van Jan Emiel Daele, in diens boek, over het bezoek aan de gevangenis waar vader zijn straf uitzit: ‘Dat was erger dan de oorlog.’) Een van de kinderen in de tv-reeks, inmiddels bejaard natuurlijk, herinnert zich – hoe zou ze ook anders kúnnen dan het zich te herinneren – dat de non van wie ze les kreeg haar verbood om haar jasje tussen die van de andere meisjes aan de kapstok te hangen. Neen, er moest een paar meter tussen zitten want die andere jasjes waren van ‘witte’ kinderen, en háár vader was een zwarte geweest. Je mag nooit op basis van één geval de hele Kerk veroordelen, maar het is toch wel schrijnend als je dit zwaarwichtige – want dat ís het – historische feit combineert met de evenzeer Kerk-katholieke preken waarmee jonge mannen een paar jaar eerder werden opgeroepen om aan het Oostfront te gaan vechten.

Neen, je mag niet veroordelen en veralgemenen. Nuance is nodig, zoals ook bleek uit Jeroen Olyslaegers’ Wil, dat focust op die schemerzone tússen dat wit en zwart – maar het is lastig focussen op grijs. Zo was een van de personages in die roman – die, moet het gezegd?, in grote mate op ‘ware’ feiten is gebaseerd – naargelang de oorlogswind woei, zwart én wit. (Een dergelijke metamorfose deed zich uiteraard meestal in die volgorde voor.)

Het zijn maar een paar voorbeelden. Of neem ook dit. Sommige collaborateurs blijken na de oorlog te hebben volhard in de boosheid (de vader van schrijver-diplomaat Herman Portocarero, die ook in de tv-reeks aantreedt, stierf, aldus zijn zoon die het huis moest leeghalen, ‘verschanst achter een berg revisionistische literatuur’); anderen zijn tot betere inzichten gekomen (wat bij een van de kinderen van zo iemand een – terechte – uiting van ‘respect’ ontlokt). Die twee mogelijkheden zie je ook bij de kinderen: sommigen belanden uit wrok of uit als overtuiging gecamoufleerde wrok om wat hun collaborerende ouder tijdens de repressie is aangedaan in een extreem – sorry voor de tautologie – Vlaams-nationalisme; anderen gaan net de tegenovergestelde richting uit. Denk aan de broers De Wever. En zo was Jan Emiel Daele ‘links’, zonder daarom onbegrip te hebben voor zijn ‘onbekende vader’. (Het Vlaams-nationalisme overigens, dat toont de tv-reeks mooi aan, heeft zich kunnen vormen doordat die uitgestotenen elkaar vonden in de jaren van gevangenschap en uitsluiting of ontzetting uit de burgerrechten, waardoor de repressie zeker ook voor een deel contraproductief kan worden genoemd.)

Als de reeks Kinderen van de collaboratie iets duidelijk maakt, dan wel dat: we moeten in ons oordeel genuanceerd zijn en geduldig – of milder dan we misschien geneigd zijn te doen.