23 en 29 november 2017
57 – Ik vraag mij af wat het bekijken van de tv-programma’s over de
collaboratie (Kinderen
van de collaboratie) en de lectuur van Je onbekende vader van Jan Emiel Daele mij hebben bijgebracht. En
eigenlijk mag ik daar ook Wil van
Jeroen Olyslaegers aan toevoegen – maar dat is alweer een tijdje geleden.
Die hele collaboratie gaat over zwarten en witten, en zo is ook het
denken erover al te vaak: zwartwit. Ook het mijne. Enfin, eigenlijk heb ik er
nooit veel over nagedacht. Wat ik in elk geval nooit voldoende heb overdacht,
is dat het hoe dan ook altijd ook over ménsen gaat. En over situaties waarin
die mensen betrokken zijn, situaties die per definitie niet altijd
overzichtelijk en onvermengd zijn. Mensen overleven liever dan dat ze helden
willen zijn of een zaak willen dienen. Helaas, iedereen wil gered worden, maar
niet iedereen wordt daartoe uitverkoren.
De televisiereeks focust op dat menselijke aspect. Oké, de vaders
(meestal de vaders) gingen in de fout. Dat wordt niet verbloemd. Maar de
repressie was keihard, en de uitvoerders ervan lieten zich zeker niet altijd
van hun beste kant zien – om het zacht uit te drukken. (Dat blijkt ook in het
boek van Jan Emiel Daele, daar staat te lezen hoe onrechtvaardig Daeles vader
werd aangepakt.) De kinderen zijn hoe dan ook altijd de pineut: zij dragen geen
verantwoordelijkheid, maar moeten toch boeten. In de vierde aflevering van Kinderen van de collaboratie blijkt dat
heel duidelijk: die kinderen, nu bejaard, getuigen van de trauma’s die ze
opliepen, niet door de oorlog maar door het nawijzen of het achteruitzetten
omwille van het zwart-zijn van hun familie. (De moeder van Jan Emiel Daele, in
diens boek, over het bezoek aan de gevangenis waar vader zijn straf uitzit: ‘Dat
was erger dan de oorlog.’) Een van de kinderen in de tv-reeks, inmiddels
bejaard natuurlijk, herinnert zich – hoe zou ze ook anders kúnnen dan het zich te
herinneren – dat de non van wie ze les kreeg haar verbood om haar jasje tussen
die van de andere meisjes aan de kapstok te hangen. Neen, er moest een paar
meter tussen zitten want die andere jasjes waren van ‘witte’ kinderen, en háár
vader was een zwarte geweest. Je mag nooit op basis van één geval de hele Kerk
veroordelen, maar het is toch wel schrijnend als je dit zwaarwichtige – want
dat ís het – historische feit combineert met de evenzeer Kerk-katholieke preken
waarmee jonge mannen een paar jaar eerder werden opgeroepen om aan het
Oostfront te gaan vechten.
Neen, je mag niet veroordelen en veralgemenen. Nuance is nodig, zoals
ook bleek uit Jeroen Olyslaegers’ Wil,
dat focust op die schemerzone tússen dat wit en zwart – maar het is lastig
focussen op grijs. Zo was een van de personages in die roman – die, moet het
gezegd?, in grote mate op ‘ware’ feiten is gebaseerd – naargelang de oorlogswind
woei, zwart én wit. (Een dergelijke
metamorfose deed zich uiteraard meestal in die volgorde voor.)
Het zijn maar een paar voorbeelden. Of neem ook dit. Sommige
collaborateurs blijken na de oorlog te hebben volhard in de boosheid (de vader
van schrijver-diplomaat Herman Portocarero, die ook in de tv-reeks aantreedt,
stierf, aldus zijn zoon die het huis moest leeghalen, ‘verschanst achter een
berg revisionistische literatuur’); anderen zijn tot betere inzichten gekomen
(wat bij een van de kinderen van zo iemand een – terechte – uiting van
‘respect’ ontlokt). Die twee mogelijkheden zie je ook bij de kinderen: sommigen
belanden uit wrok of uit als overtuiging gecamoufleerde wrok om wat hun
collaborerende ouder tijdens de repressie is aangedaan in een extreem – sorry
voor de tautologie – Vlaams-nationalisme; anderen gaan net de tegenovergestelde
richting uit. Denk aan de broers De Wever. En zo was Jan Emiel Daele ‘links’,
zonder daarom onbegrip te hebben voor zijn ‘onbekende vader’. (Het
Vlaams-nationalisme overigens, dat toont de tv-reeks mooi aan, heeft zich
kunnen vormen doordat die uitgestotenen elkaar vonden in de jaren van
gevangenschap en uitsluiting of ontzetting uit de burgerrechten, waardoor de
repressie zeker ook voor een deel contraproductief kan worden genoemd.)
Als de reeks Kinderen van de
collaboratie iets duidelijk maakt, dan wel dat: we moeten in ons oordeel genuanceerd
zijn en geduldig – of milder dan we misschien geneigd zijn te doen.