mijn woordenboek (85)
ACCELERATIE
De sensatie van het taxiën is vergelijkbaar met wat je voelt
als je in een autobus zit. Alleen zit je hier wat hoger, het raam is kleiner en
heeft een andere vorm, en wat je te zien krijgt is ook niet direct
vergelijkbaar met het spitsuurverkeer op een invalsweg naar de stad. Je ziet
het luchthavengebouw traag voorbijglijden (de weerspiegeling van het zonlicht
in het glas, de kleuraccenten van neonverlichte borden, dienstvoertuigen,
mensen in gele en rode overalls, geparkeerde vliegtuigen die met een slurf aan
de aanlegsteigers vasthangen). Je geniet van het wegvallen van de
zenuwachtigheid waaraan wel niemand ontsnapt die voor de eerste keer de
plichtplegingen moet doorstaan die met de aankoop van het vliegticket, de
douaneverplichtingen en het inchecken gepaard gaan. Zeker niet als hij er
meteen al helemaal alleen voor staat zoals jij er alleen voor stond. Je zit in
die verrassend enge zetel, je kijkt door het vliegtuigraampje, ziet het
luchthavengebouw voorbijtaxiën en vraagt je af wat komen gaat. Dan, opeens,
zwenkt het gevaarte dat jou in zijn romp heeft opgenomen, het toestel schokt,
staat stil, schokt nog eens, staat opnieuw stil… En dan begint het loeien. De
motoren beginnen pas nu te draaien, heb je de indruk. Het hele vliegtuig trilt,
straks valt het uit elkaar. Je kijkt nog eens of je wel goed je veiligheidsriem
om hebt, begrijpt niet dat de andere passagiers, die duidelijk niet aan hun
proefstuk toe zijn (of doen ze alsof?), schijnbaar achteloos een krant
openslaan, en je prevelt (wat is dat lang geleden!) een schietgebed. De
vliegtuigbus komt in beweging, het hele landschap komt in beweging, de motoren
gieren nu oorverdovend, je rijdt, je rijdt almaar sneller – wat kan er nu niet
allemaal mislopen? Met een totaal ongekende kracht bereikt het gevaarte een
snelheid die jij nog nooit eerder in je leven hebt bereikt (of het zou de
snelheid van de planeet zelf moeten zijn die met duizelingwekkende vaart op een
punt in de ruimte en een punt in de tijd afstevent en ondertussen ook nog eens
behoorlijk gezwind om zijn eigen as draait – en jij draait mee…). Je bereikt
die snelheid in o zo korte tijd! Welke krachten zitten hier achter, aan welke
krachten ben je overgeleverd. De Boeing versnelt, wordt enorm groot; jij bent
een nietig wezen, totaal afhankelijk, doodsbenauwd. Je wil maar één ding en dat
is dat dit ding stopt. Maar neen, razendsnel gaat het nu over de baan en dan…
Dan word je achterover gedrukt, de zetel voor je gaat de lucht in, de
scheidingslijn tussen startbaan en grasland wordt in dat kleine raam in plaats
van een horizontale een diagonaal, de hele horizon komt schuin te liggen, de
wielen komen los van de grond… Met een onbegrijpelijk machtsvertoon komt dit
logge gevaarte van de grond en meteen lijkt het alsof het stilvalt. Het geluid
valt weg, het gewicht valt weg, en de snelheid valt weg. Nu ben je ervan
overtuigd dat de hele zwik meteen weer neerstort – maar neen, je wordt
onherroepelijk meegevoerd, de lucht in, ferm onder de indruk van dat hele
vertoon. Het is onomkeerbaar, je bent overgeleverd.
De acceleratie is niet alleen maar een kwestie van
versnellen. Het gaat om: angst, machteloos zijn, de ervaring dat alles aan je
controle ontsnapt. Het is een kwalitatieve omslag; iets wat plots en
onherroepelijk ánders wordt. Niet alleen vliegtuigen accelereren. Dat doen ook:
kinderen in hun groei naar volwassenheid en hoe ze plots een individu blijken
te zijn; ziektes die kwaadaardig overgaan van sluimertoestand naar onremedieerbare
kwaal; bepaalde chemische processen waarbij plots een verzadiging optreedt en
de stof in kwestie radicaal andere eigenschappen aanneemt; het openspringen van
een boomblad nadat het zich wekenlang in de oksel van een tak als knop heeft
gevormd; het ouder worden waarbij plots dat wat nog redelijkerwijs kan worden
verwacht korter blijkt dan dat wat al geweest is; het leven zelf.