zaterdag 11 november 2017

laatste rechte lijn 15




In het essay ‘Transcendentaal toerisme’ gaat Lieven de Cauter in op de soms bizarre relatie tussen toerisme en monumentenzorg. Sommige ideeën komen – bijna letterlijk – terug in een ‘gesprek over de paradoxen van het herstel’ met restaurateur Lode de Clercq, opgenomen in het zesde cahier van ‘Vertoog en Literatuur’, het indertijd als te elitair weggezette letterenonderdeel van Antwerpen 93. Maar ook andere essays in dat cahier bevatten aanknopingspunten.

→ 1.1.3. div., Restauratie. Vormen van herstel (‘Vertoog en Literatuur’, cahier 6) (1993)

In ‘Passie voor het risico en inwijdend herstel’ heeft David Le Breton het, zonder dat woord te gebruiken, over de kick. Het vinden van zin is steeds meer een aangelegenheid van het individu. En die zoekt het niet langer in kant-en-klare ideologieën of religies. ‘Men moet zijn bestaan voor zichzelf bewijzen, vermits het sociale en het culturele opgehouden hebben het te doen.’ Deze zelfbepaling geschiedt door het opzoeken van de eigen grenzen: ‘Een fysieke grens vinden, daar waar de symbolische grenzen in gebreke blijven; voor zichzelf een omkadering ontwerpen om zich eindelijk te voelen bestaan (…).’ Vandaar: het opzoeken van gevaar, risico, snelheid, sensatie. ‘Door aan de dood te ontsnappen, overtuigt het individu zich ervan dat zijn bestaan een gewicht en een waarde heeft. En hij vindt een levensintensiteit terug die hij verloren achtte.’ Dat is wat Le Breton met ‘herstel’ bedoelt: ‘voor zichzelf een nieuwe relatie tot de wereld (…) creëren waarin de levenslust in al zijn volheid herboren wordt’. Een vorm van restauratie dus.

Restauratie is iets wat we vooral kennen in de wereld van kunst en architectuur. Mark Guillaume merkt op dat onze samenleving wel een heel sterk ontwikkelde zin voor het bewaren van het verleden heeft ontwikkeld. Daar rijzen echter wel een paar vragen bij: Guillaume heeft het over ‘het enigmatische karakter van de patrimoniumpolitiek’. Om te beginnen is onze hang naar bewaren van heel recente datum. ‘[Het conserveringsbeleid] ensceneert een continuïteit met het verleden terwijl ze eigenlijk een breuk vormt in de geschiedenis van de relatie van een samenleving tot haar verleden.’ De restauratiezucht is bovendien grotendeels op gang gebracht door het kapitalisme, dat zorgt voor een versnelde afbraak van relicten. De staat moet optreden als verstrekker van een tegenwicht voor de ‘onderwerping aan de economische imperatief van de vernietiging’.

Restauraties zijn er ook in de politieke geschiedenis. En net zoals dat voor gebouwen of kunstwerken geldt, geldt ook hier: de grens tussen voortzetting van het bestaande en terugkeer naar wat ooit bestaan heeft, is niet altijd zo duidelijk te trekken. Aldus Assen Ignatow in het essay ‘Restauratie: werkelijkheid of illusie?’ De restauratie van het Ancien Régime was niet zonder meer een terugkeer naar het Frankrijk van voor de Revolutie. ‘Zo werden [met de terugkeer naar de Bourbons] noch de grondwet, noch het parlement, noch bepaalde politieke vrijheden – zoals de vrijheid van vereniging en de persvrijheid – opgeheven, ook al werden ze erg aan banden gelegd.’ Bovendien zijn ook de mensen zelf onder een bepaald type bewind, bijvoorbeeld het communisme, veranderd, zodat een terugkeer naar een precommunistisch, kapitalistisch-liberaal systeem niet zonder meer mogelijk is: ‘de “hardliners” van de restauratie van de markteconomie en de democratie in Oost-Europa zien één fundamenteel gegeven over het hoofd: het feit namelijk dat de “burgers” te lang “kameraden” geweest zijn en elke democratische gewoonte vergeten zijn.’ De grens tussen voortzetting en restauratie is ook vloeibaar omdat de mensen zich niet enkel door politieke ideologie laten leiden maar ook – en zeker niet in de laatste plaats – door ‘elementaire overlevingsdrift’, waardoor ze, wanneer de politieke kaarten anders worden geschud, vaak niet méér blijken dan ‘”jassendraaiers” en “kameleons”’.

Een aantal essays in dit deel van Vertoog en Literatuur worden gekenmerkt door een hoge mate van onleesbaarheid.