40 – Uitspraken
van Frans Masereel, opgetekend door Roger Van Avermaet:
‘Eén ander beminnen is slechts een begin, met moet zoveel
mogelijk beminnen en derwijze dat men sterk haten kan hetgeen niet waard is te
bestaan.’
‘Het lijden is de verdoemenis van de mens en het losgeld dat
hij betaalt aan de vreugde te leven. Ik geloof nochtans dat een mens die niet
in zijn vlees of zijn geest geleden heeft een onvolledig wezen is en niet alles
van het leven weet.’
‘Het kwaad is hetgeen schaadt aan het geluk van de mensen,
aan de levensvreugde. Het kwaad is een specialiteit waarmee de mens geboren
wordt. Er is verstand nodig, overpeinzing, cultuur en veel liefde om dat kwaad
te bestrijden.’
‘De menselijke domheid is sterker dan al de goden in de
hemel, op de aarde en in de hel!’
(over Oorlog en vrede
van Tolstoj) ‘Niet alleen ik, die op literair gebied een haarkliever ben, heb
aan die roman een groot genoegen beleefd, maar ook mijn concierge heeft ervan
genoten, en ik geloof dat dit een summum is dat de kunst kan bereiken.’
(gevraagd naar zijn godsgeloof) ‘Neen... Enfin, dat hangt
ervan af. Ik geloof in alle Goden. Ik geloof in u, bij voorbeeld, gij zijt voor
mij ook een God. Ik geloof in de kleine bloem die ik op mijn weg ontmoet. Ik
geloof in een hoop dingen, maar niet in de God die men nog aanleert in de
catechismus, bij voorbeeld. Neen, dat interesseert me helemaal niet.’
41 – Ik heb
ergens, maar ik weet niet meer waar, de nieuwe plaat van Carla Bruni gehoord en
toen dacht ik wat een gezaag. En nu, half twaalf ‘s avonds, hoor ik op de radio
een van die liedjes, en ik vraag mij af: wáár in godsnaam heb ik die plaat
gehoord. Waar zat ik toen ik die hele plaat hoorde, of toch zeker een liedje of
vier, vijf – lang genoeg om te concluderen dat het een zageplaat was. Is. En kijk, nu kan ik me dat niet meer
voor de geest halen, en dat vind ik hoogst vervelend. Ik zat érgens, maar waar,
in welk etablissement, en die stomme plaat van dat neuzelende wijf stond op –
maar waar was dat in godsnaam? Zo onbestemd is die muziek, zo muzakkerig, dat
ik begot niet meer weet in welke omstandigheden ik die plaat hoorde. Neen, ik
móet het weten, waar was het in godsnaam?
(En kijk, een halfuur nadat ik het hierbovenstaande schreef,
weet ik het weer: de plaat stond op in de zaal waar de boekenverkoop van de
bibliotheek plaatsvond.)