8 november 2017
46 – De vraag
werd gesteld wat dan wel vooruitgang mag heten. Op de powerpoint zien we een
uit de lucht genomen foto van een verbaasd omhoog starende, nooit eerder met de
zogenaamde beschaving in contact gekomen Amazonewoudstam, naakte bruine mensen
met een glimmend zwarte haardos. Hier is de beschaving: een laaghangende
helikopter waaruit een man met een camera hangt. Het zet mij aan het denken.
© Photonews |
Vooruitgang lijkt zich op drie gebieden toe te spitsen.
Kennis, gezondheid en gebruiksgemak. Over de twee laatste gebieden kunnen we
het snel eens zijn: dat we gezonder en langer leven, kan een vooruitgang worden
genoemd. We hoeven niet te bezwijken aan een banale muggen- of slangenbeet,
epidemies zijn ingedijkt, een gebroken been of een ontstoken tand is niet meer levensbedreigend.
Maar daar staat dan weer tegenover dat we zodanig lang leven dat we ten prooi
vallen aan ouderdomskwalen en bovendien ook onze ecologische voetafdruk
aanzienlijk verzwaren. De balans evenwel is, met wat nuancering, positief.
Vooruitgang is er zeker ook in het efficiënter maken van allerlei technieken:
het wiel, het vuur, de beheersing van de winden, enzovoort, maken dat we ons
gemakkelijker verplaatsen, dat we op grotere schaal gevarieerder voedsel
produceren, dat we met een ongeziene snelheid over grote afstanden kunnen
communiceren, enzovoort. Ook hier echter is er een maar: we betalen een
ecologische prijs. Maar goed, misschien slagen we erin om dat verlies op een
aanvaardbaar peil te houden door de ontwikkeling van nieuwe, properdere
technologieën.
Maar wat met de kennis? Ook op het gebied van de kennis is
er ongetwijfeld vooruitgang. Wetenschap is accumulatief en communiceerbaar.
Eens iets is ontdekt of afgeleid, vergeten we het niet. Misschien wel als
individu, maar niet als soort. We geven het door, de kennis wordt steeds
uitgebreid, de mens legt een onuitputtelijke nieuwsgierigheid aan de dag. We
passen de kennis toe om langer en gemakkelijker te leven. Maar hier zijn er
twee maren en ik weet niet of deze de balans niet naar negatief doen omslaan.
De eerste maar is dat zowat alle kennis, of toch zeker de
meeste, ontstaat in een zoektocht naar efficiëntere manieren om elkaar de kop
in te slaan. Oorlog is de krachtigste aandrijfmotor voor de wetenschap. Talloos
zijn de militaire toepassingen van zeer veel onderzoek. Ik wil de
wetenschappers niet de kost geven die met de beste bedoelingen hun domein
exploreren zonder te beseffen of er zich voldoende rekenschap van te geven dat
hun inspanningen uiteindelijk op het slagveld zullen worden toegepast.
Fundamenteel en waardenvrij blijken in de wetenschap al te vaak ideale
eigenschappen.
De tweede maar is de vraag of een mens van al dat weten
gelukkiger wordt. En dan denk ik weer aan die Amazonestam. Die mensen weten, op
onze kennisschaal gemeten, nagenoeg niets. Maar maakt hen dat ongelukkig? We
zullen het nooit weten want zodra we het hun vragen, verstoren we onherroepelijk
hun wereld. Toch kan de vraag worden gesteld, of de vaststelling gemaakt, dat
veel weten, om niet te zeggen álle weten, uiteindelijk tot de zekerheid leidt
dat we eigenlijk niets weten, en tot
de vraag of het leven niet lichter zou geweest zijn indien we de onwetendheid
zouden bewaard hebben die we ooit, allemaal, gedurende een korte tijd als kind
hebben gekend.